Het instrument meet twee zaken: burgerschapscompetenties en burgerschapsgedrag. Leerlingen vullen een vragenlijst in met betrekking tot de burgerschapscompetenties en beoordelen daarin zelf hun attituden, vaardigheden en reflectie op verschillende burgerschapstaken. De leerlingen geven bijvoorbeeld aan of een stelling helemaal niet, niet, wel of helemaal wel bij hen past ( ‘Als iemand in de klas het ergens mee oneens, dan moet hij/zij de kans krijgen om dat uit te leggen' of ‘Ik denk er vaak over na wat ik kan doen om te zorgen dat er minder gepest wordt op school'). Daarnaast bevat de vragenlijst Burgerschapscompetenties een kennistoets.
De vragenlijst met betrekking tot burgerschapsgedrag wordt ingevuld door de leerkracht; hij of zij geeft een oordeel over de leerlingen in de klas op vier deelgebieden: democratisch handelen, maatschappelijk verantwoord handelen, omgaan met conflicten, en omgaan met verschillen.
Maatschappelijk meetinstrument ontbrak nog
Het meetinstrument Burgerschap komt voort uit een subsidieaanvraag die UvA-onderzoekers prof. dr. Geert ten Dam en drs. Guuske Ledoux bij NWO indienden om een meetinstrument voor de maatschappelijke dimensie van sociale competentie te ontwikkelen. ‘Er bestaan wel allerlei toetsen op het cognitieve domein, maar een goed meetinstrument gericht op sociale onderwijsdoelen ontbrak. Onze aanvraag werd gehonoreerd, en we gingen aan de slag met de ontwikkeling van het instrument.'
Ledoux vult aan: ‘Vlak daarna werd de maatschappelijke dimensie van sociale competentie zoals wij die noemden, gelabeld als ‘burgerschap' - onze aanvraag en de discussie over het belang van burgerschapsvorming in het onderwijs sloten perfect op elkaar aan.'
Gemeenschappelijk perspectief
Sinds 1 februari 2006 hebben scholen de opdracht actief burgerschap en sociale integratie van leerlingen te bevorderen. De overheid hoopt hiermee te bereiken dat individuen een gemeenschappelijk perspectief krijgen op de bijdrage die zij als burgers aan de maatschappij kunnen leveren. Scholen kregen daarmee de plicht om hun leerlingen ook op sociaal gebied te vormen. Maar dan moeten scholen ook wel in staat zijn om na te gaan wat ze op dat gebied met hun leerlingen bereiken. Daarom besloten de onderzoekers, in samenwerking met adviesorganisatie Rovict, hun empirische instrument om te zetten in een praktisch toepasbaar meetinstrument voor scholen in basis- en voortgezet onderwijs. ‘Van de scholen die het instrument gebruiken, horen we dat het een goede kapstok biedt voor het onderwijsaanbod op het gebied van burgerschap', vertelt Ledoux. ‘Door middel van het instrument kunnen scholen reflecteren op de kennis en vaardigheden van de leerlingen, benchmarken met andere scholen, en waar nodig bijsturen. Dit is de eerste keer dat scholen hun burgerschapsonderwijs systematisch kunnen evalueren, en daar zijn de eerste gebruikers erg enthousiast over.'