Ruim een jaar later las ik een reportage over het 350-jarige jubileum van het Korps Mariniers. Onder de titel ‘Is er nog iemand geschikt voor het korps?’ werd het probleem waarvoor de krijgsmacht bij Huijer had aangeklopt nog eens breed uitgemeten. Er is sprake van een dramatisch aantal afvallers tijdens de opleiding. Dat was in 1990 nog maar 6, maar in 1995 al 18 procent. De laatste jaren zijn er uitschieters naar 70 procent. Het lustrumboek Over Grenzen meldt daarover: ‘Eén spijkerbroek (burgerkandidaat) succesvol de opleiding te laten doorlopen, kostte in 2013 gemiddeld 27.262 Euro.’ Hoofdredacteur Arthur ten Cate licht toe: ‘Er wordt ook heel veel van de generatie mariniers gevraagd, maar je kunt je ook afvragen of de samenleving zich niet te ver van het Korps Mariniers heeft verwijderd. Een bivak stelt hoge eisen aan jongens die slechts hotelbedden kennen en die bij regen met de auto naar school werden gebracht. Veel jongeren hebben het moeilijk met een bepaalde manier van doen en denken. Het ontbreekt velen eenvoudig aan doorzettingsvermogen en de bereidheid zich naar regels te voegen’ (de Volkskrant, 11 december 2015).
Ik stuurde Marli Huijer onmiddellijk een mailtje om te vragen hoe ver haar masterstudent, Wessel van Nimwegen, met zijn onderzoek was. Het bleek minder vlot te gaan dan gehoopt. Hier gaat het niet alleen maar om het vermoeden dat de Hollandse polderopvoeding, die wars is van disciplinering, geen jongens en meisjes kan leveren die kunnen werken in een omgeving die om uiterste discipline vraagt, het gaat er hier ook om dat ze niet leren doorzetten. De kersverse hoogleraar orthopedagogiek aan de Radbouduniversiteit Evelyn Kroesbergen klaagt er ook al over. Voor kinderen die meer kunnen, is er in ons land helemaal niets. Er zijn er die nooit huiswerk hoeven maken en toch zonder enige inspanning hun diploma halen.
Juni 2017 voltooide Van Nimwegen zijn masterscriptie Foucault’s disciplineringstheorie onder vuur. Maatschappelijke discipline versus militaire discipline. Het onderzoek wordt gepresenteerd als voorbeeld van een empirisch-filosofische benadering. Van Nimwegen neemt tien jongens tijdens hun mariniersopleiding een aantal malen zorgvuldig voorbereide interviews af. Van de tien vallen er acht af. De jongens spreken op verschillende manieren over discipline. In de maatschappelijke context spreken ze over discipline als motivatie, verbonden met kortetermijndoelen. Daarnaast spreken ze binnen de militaire context inderdaad over discipline als doorzettingsvermogen, verbonden met langetermijndoelen. Dat zijn precies de vormen van discipline die tijden de opleiding botsen. Maar de aspirant-mariniers verbinden discipline ook met verantwoordelijkheid. Daar zit volgens de hoogleraar de oplossing van het probleem. Huijer spreekt over horizontale verantwoordelijkheid. Die is niet de met indidividuele autonomie verbonden verantwoordelijkheid, maar met het iets voor elkaar over hebben.
Afgelopen zomer interviewde Coen Verbraak in zijn serie Kijken in de ziel de top van het Nederlandse militaire bedrijf. Men onderstreepte helder en overtuigend de dienende rol ten opzichte van het landsbestuur, maar juist daarbij zijn na het aftreden van de minister en het terugtreden van de commandant der strijdkrachten kanttekeningen te plaatsen. Meer dan eens werd benadrukt dat de Nederlandse krijgsmacht echt anders is ingericht dan de miltaire organisatie van de bondgenoten. Tijdens gezamenlijk acties is duidelijk geworden dat elders het ‘bevel is bevel’ de hele organisatie tekent, terwijl er in de Nederlandse krijgsmacht buiten de acties om uitdrukkelijk ruimte is voor tegenspraak. Dat kan natuurlijk alleen maar als aan de militaire opleiding een op samenwerking gerichte Hollandse opvoeding voorafgaat.
De huidige steun voor verhoging van het defensiebudget zou, ook als het om compensatie van de afbraak was gegaan, zestig jaar geleden ondenkbaar zijn geweest. Toen stond de afbraak van het militaire apparaat bij velen hoog in het vaandel en was het de individuele soldaat die de schuld van de oorlog in de schoenen geschoven kreeg. De Britse zanger Donovan maakte van ‘The universal soldier’ van de Canadese Buffy Sainte-Marie een wereldhit, waarin werd duidelijk gemaakt dat een soldaat zich niet kon verschuilen achter het ‘bevel is bevel’. De wens dat hij zijn macht zal gebruiken om de oorlog te stoppen lijkt nu in Nederland alsnog in vervulling te gaan, al komt dat niet meer door heroïsche besluiten, maar door het economische herstel dat de animo om militair te worden heeft doen verdampen.
Bas Levering, hoofdredacteur