Pedagogiek
in praktijk

Hoe leerzaam is een jaren zestig-mop? (Redactioneel PiP 81, oktober 2014)

Eind jaren zestig van de vorige eeuw ging er een mop rond. Het verhaal van de mop bood een heldere blik in de niet al te verre toekomst van toen. Het verhaal ging zo. ‘Op een vakbondsvergadering in het jaar 2000 ligt een belangrijk besluit voor. De automatisering heeft de mens inmiddels zoveel werk uit handen genomen dat er nog maar één dag in de week gewerkt zal hoeven worden. Na lang intern beraad stelt het vakbondsbestuur voor om daarvoor de woensdag aan te wijzen. Op het moment dat de voorzitter het voorstel in stemming wil brengen klinkt er geroezemoes van achter uit de volgepakte zaal. Er is iemand opgestaan die nog iets wil vragen. De man loopt naar de microfoon en roept: “Ik begrijp het voorstel toch wel goed? U bedoelt toch niet de hele woensdag?”’

De mop vertelt – alle overdrijving die de mop eigen is in aanmerking genomen – veel over hoe er eind jaren zestig tegen het proces van automatisering werd aangekeken. De snelheid waarmee het proces zich zou gaan voltrekken mag dan overtrokken zijn, aan het grenzeloze optimisme dat in die tijd heerste, hoeft niemand te twijfelen. Dat de automatisering alleen maar voordelen zou opleveren, daar was echt iedereen van overtuigd. Niet meer hoeven werken gold als ideaal.

Niets, werkelijk niets van dat gevoel is terug te vinden in de zorgelijke lezing die minister Lodewijk Asscher op 29 september hield over de gevaren van robotisering. Daarin ging het eigenlijk alleen maar over de dreigende tweedeling die het verdergaande proces van automatisering zou veroorzaken. Je zou wensen dat men in Den Haag wat vaker door die kritische bril naar ontwikkelingen in de samenleving kijkt, want als je er nu niets tegen doet, is de kans dat de voordelen van de automatisering slechts bij een kleine groep mensen terechtkomen voorspelbaar groot.

Maar wanneer is het jaren zestig-ideaal van zo weinig mogelijk hoeven werken eigenlijk uit de geest van de Nederlander verdwenen? Eind jaren zeventig, toen de werkloosheid begon op te lopen, werd duidelijk dat niet iedereen het aangenaam vond om niet te werken. Vanaf het begin van de jaren negentig propageerde de toenmalige regering, in het kielzog van het WRR-rapport Een werkend perspectief (1990), het fulltime tweeverdienerschap. Dat nieuwe ideaal heeft zich sindsdien in de hoofden van de meeste Nederlanders genesteld. In de jaren negentig ontstond er – ondanks of dankzij de automatisering – volledige werkgelegenheid. Er was weliswaar geen sprake van een perfecte match, maar het aantal werkzoekenden was wel degelijk gelijk aan het aantal beschikbare banen.

De automatisering heeft sinds de jaren zestig inderdaad een ongekend hoge vlucht genomen. Ze maakte niet alleen veel ongeschoold handwerk overbodig, maar ook veel arbeid van hooggeschoolden. Aan zeer gespecialiseerde tandtechniek bijvoorbeeld, het kronen- en bruggenwerk, hoeft inmiddels eigenlijk geen mensenhand meer te pas te komen. Automatisering, zo hebben we in de jaren negentig kunnen ervaren, levert natuurlijk ook veel nieuwe banen op.

De vraag is in hoeverre de Nederlandse regering zelf schuld heeft aan de groeiende tweedeling in de samenleving, onder andere omdat ze het de veroorzakers van de economische crisis van 2008 onvoldoende onmogelijk maakt hun misdrijven opnieuw te begaan. Mogen we het een regering kwalijk nemen dat ze het gebruik van de kinderopvang stimuleert en zo banen creëert, om vervolgens de enthousiaste nieuw opgeleide pedagogisch medewerkers door bezuinigingen de werkloosheid in te jagen? Mogen we het een regering kwalijk nemen dat ze jonge mensen enthousiast maakt voor het werken in de zorg omdat het werk daar de komende jaren voor het opscheppen zal zijn, om er vervolgens achter te komen dat ze die zorg helemaal niet bekostigen kan?

Voor het onderwijs geldt het eeuwige probleem te moeten voorbereiden op een arbeidsmarkt die niemand kent. Dat probleem is alleen maar groter geworden omdat de technologische ontwikkelingen elkaar in een steeds sneller tempo opvolgen. Het beeld dat we vandaag van die toekomstige arbeidsmarkt hebben, is morgen alweer verouderd. Het is de vraag of de kinderen van vandaag, gewapend met de zogeheten eenentwintigste-eeuwse vaardigheden waar ook het WRR-rapport Naar een lerende economie (2013) over rept, naast het werk ook het leven van morgen zullen aankunnen. 

Bas Levering 



Naar homepage