Pedagogiek
in praktijk

Prestatiepijn | Weten vraagt meer dan meten

Auteurs Prestatiepijn: Alderik Visser & Fransiscus Ismaƫl Kusters (red.)
Auteurs Weten vraagt meer dan meten: Christien Brinkgreve, Sanne Bloemink & Eric Koenen
Door: Saskia van Oenen

De bundels Prestatiepijn en Weten vraagt meer dan meten zijn beide geschreven uit onvrede over een wereld waarin we van jong tot oud worden opgejaagd en gemeten als deelnemers aan een ratrace op school en de arbeidsmarkt, inclusief de wetenschappelijke. Daarbij overheersen kwantitatieve maten (de hoogste scores, de meeste winst) die je tot afvaller of loser bestempelen. Dit gaat gepaard met een systeem van probleemlabeling dat steeds sterker op neurobiologische data is gebaseerd – met bijbehorende farmacologische medicaties. In beide bundels wordt dit betoogd met bijdragen uit allerlei disciplines: onderwijs, pedagogiek, zorg, psychologie, psychiatrie, filosofie, kunst, journalistiek enf sociale wetenschappen. De auteurs en geïnterviewden vinden het de hoogste tijd om in professionele praktijken en wetenschappen weer meer aandacht te geven aan de verhalen (ervaringen, reflecties, analyses) van mensen zelf. Dat brengen ze tot uiting door hun eigen ervaringen en emoties ook mee te laten spreken in hun beschouwingen, en hun zoektocht naar alternatieven; want naast kritiek geven ze ook voorbeelden van positieve ontwikkelingen.

In Weten vraagt meer dan meten vertelt Micha de Winter hoe kwaad hij is dat kinderen in het onderwijs al zo jong in een gareel gebracht worden. Als ze niet rustig genoeg zijn om op school mee te komen – waarmee ze namelijk ook een bedrijfsrisico voor de school vormen – worden ze gelabeld als ADHD’er en van pillen voorzien. Ook allerlei psychologen en psychiaters vertellen hoe het ‘neuroreductionisme’ is gaan regeren. Kinder- en jeugdpsychiater Floor Schepens merkte hoe narrow-minded zij zelf werd van haar biomedische onderzoek, en dat in haar werk kinderen met een probleem slechts een diagnose krijgen zonder aandacht voor hun biografische verhaal (want dat wordt in de behandeling niet meer vergoed). Wetenschapsfilosoof Trudy Dehue laat zien hoe misleidend grootschalig onderzoek naar geluk of tevredenheid is, omdat men noch stilstaat bij het sturende karakter van de vragenlijsten, noch bij de manier waarop mensen met de vragenlijsten omgaan. Zijzelf bijvoorbeeld wil bij het invullen van het medewerkerstevredenheidsonderzoek van haar universiteit niet klagerig overkomen; maar ook staat er weinig op dat haar werkelijk dwarszit. Zowel Dehue als emeritus-hoogleraar Christien Brinkgreve (sociologie) vermelden dat hun eigen soort onderzoek voor nul telt op de huidige officiële prestatie-indexen (Brinkgreve: ‘Het voelde alsof ik een gedevalueerde muntsoort was geworden’). Zij signaleren ook dat jonge collega’s nauwelijks meer kritisch mogen of durven denken, omdat ze daarmee hun carrièreperspectief verspelen.

In de bundel Prestatiepijn beschrijft overigens een ex-student (sociale wetenschapper annex kunstenaar-schrijfster Channa Zaccai, die ook refereert aan Weten vraagt meer dan meten) hoe zij zich door Brinkgreve gesteund voelde om zelf uit te vinden wat ze van waarde vindt, terugkijkend op haar worstelingen met prestatie- en beoordelingssystemen in diverse opleidingen.

Een tweede expliciete link tussen beide bundels is de Belgische hoogleraar-psychotherapeut Paul Verhaeghe die in beide aan het woord komt. In Weten vraagt meer dan meten beschrijft hij het alternatieve initiatief ‘Tejo’, waar therapeuten jongeren van 12 tot 16 jaar begeleiden met het accent op praten en luisteren: gratis, buiten het officiële circuit om (‘hier kunnen we tenminste ons werk doen)’. In Prestatiepijn legt hij onder meer uit dat het probleem niet is of men te hoge eisen stelt aan de jeugd of mensen in het algemeen, maar dat het te smalle economische eisen zijn die de labels van hoogbegaafdheid tot probleemgeval bepalen. Bij evaluaties in werkcontext gaat het niet meer om de kwaliteit van dat werk, maar om zelfevaluatie van individuen die zich moeten blijven ontwikkelen om in de loopbaanrace te blijven.

De rode lijn in Prestatiepijn is een serie brieven die boekredacteuren Fransiscus Kusters en Aldrik Visser (beiden leraar en filosoof) elkaar schreven. Om de kwestie ‘prestatiepijn’ van zoveel mogelijk kanten te bekijken, springen ze heen en weer tussen eigen en andermans ervaringen, en maatschappelijk-filosofische bespiegelingen van Epicurus tot Alain de Botton. Het geval van een sterrenkok die zelfmoord pleegde, bezweken aan zijn roem, brengt Visser tot de vraag hoe streberig hij zelf eigenlijk is; of dat (bij zijn leven dat je ook mooi, rijk en vol kunt noemen) komt door angst voor statusdaling, en wat zijn afkomst uit een gezin van sociale stijgers daarmee te maken heeft. Kusters heeft ook zo’n achtergrond, die hem het gevoel gaf altijd ‘goed’ te moeten zijn zonder tekortkomingen, maar toch ook een evenwichtig leven met volop vrije tijd zou moeten hebben; hoe onrealistisch dat ook is. Intussen openbaren ze zich ook als elkaars tegenpolen. Kusters focust op de persoonlijk-opbouwende kant: waarom hebben wij mensen hier zo’n last van, hoe vinden we meer geluk, compassie en vreugde in het leven; en hoe voeden we kinderen daartoe op? Visser is van de maatschappijkritische analyse: de op winstbejag draaiende concurrentiemaatschappij wordt weerspiegeld in het op toetsprestaties gefocuste schoolsysteem, en de individuele ellende daarvan kan niet werkelijk verholpen worden zonder systeemveranderingen. Als tegenpolen reflecteren ze op een pedagogische kwestie bij uitstek: hoe om te gaan met de verhouding tussen individuele ontwikkeling en maatschappelijke context? Daarvoor hebben we dus de menselijke verhalen nodig; als tegenwicht tegen veralgemeniserende systemen en labels, statistische of algoritmische gegevens.

De andere verhalen in Prestatiepijn gaan ook voor de ene helft over de persoonlijke, en voor de andere helft over de maatschappelijke invalshoek. De mooiste combinatie van beide is dat van pedagoog Lynne Wolbert in reflectie op haar ervaringen als jonge moeder met het consultatiebureau. Zijzelf kreeg een schuldgevoel door de stortvloed van informatie over opvoedingsproblemen die ze zou moeten voorkomen of (laten) oplossen; terwijl haar zoon via standaardtesten een bril opgedrongen kreeg die hij haatte en niet nodig had. Ze onderbouwt dit soepel met pedagogische literatuur vol systeemkritiek en rondt af met een pleidooi voor de kwetsbaarheid en rommeligheid die inherent zijn aan de zin en de waarde van ouderschap en ‘florerend’ menselijk leven.

We lezen ook hoe scholieren op zoek gaan naar manieren om niet meer pijnlijk maar plezierig te presteren: niet voor cijfers of de best-betalende banen, maar uitvindend wat bij je past, wat je echt wilt. Interessant om daar tegenaan te leggen is Masscheleins kritiek op het weer populairder wordende Bildungsconcept, dat hij als onderwijsconcept te klassiek-individualistisch vindt. In onderwijs moeten jonge mensen niet zozeer zichzelf vormen, maar vooral samen bezig zijn en kunnen denken over dingen waar ze ‘in opgaan’. Een gemeenschappelijke praktijk waarin de jongere generatie zelfstandig wordt, en de eigen ideeën over de toekomst bepaalt. Ouders moeten dat dan ook loslaten, in plaats van zich steeds meer met school te bemoeien om de beste resultaten voor hun kinderen te willen krijgen. Als oudere generatie moeten we de jeugd niet ons prestatie-idee opdringen, maar de invulling daarvan genereus aan henzelf laten.

Beide bundels willen geen algemene oplossingen aandragen voor de meet-, label- en prestatiecultuur. Daar moeten we juist als mensen naar op zoek blijven, in onderling gesprek. In Weten vraagt meer dan meten benadrukken journalisten Sanne Bloemink en Xandra Schutte dat ook vanuit hun vakperspectief. Geen snelle ‘hype-journalistiek’, maar je verdiepen in hoe mensen betekenis geven aan hun leven, juist ook met hun strijdige belangen en emoties; dat vraagt nadenken over hoe je elk gesprek met goede vragen vormgeeft. Dat is de overeenkomst tussen goede journalistiek en pedagogiek, die we met Pedagogiek in Praktijk ook hopen uit te drukken.

Alderik Visser & Fransiscus Ismaël Kusters (red.) (2017). Prestatiepijn. Opvoeding en onderwijs voor een ontspannen samenleving. Culemborg: Uitgeverij Phronese. ISBN 9789490120214; 184 pagina’s; € 19,99.

Christien Brinkgreve, Sanne Bloemink & Eric Koenen (2017). Weten vraagt meer dan meten. Hoe het denken verdwijnt in het regime van maat en getal. Amsterdam: Amsterdam University Press. ISBN 9789462983861; 130 pagina’s; € 14,95.



Naar homepage