Pedagogiek
in praktijk

Pleidooi voor andere manieren van aanmodderen (Redactioneel PiP 110, september 2019)

Op 10 juni 2019 stond in de Volkskrant een merkwaardig ingezonden stuk dat veel ophef veroorzaakte. Onder de titel ‘Volharden dat onderwijs gelijke kansen biedt, is moreel dubieus’ werd ervoor gepleit om, in navolging van de Griekse filosoof Plato, een reductie van de onderwijsongelijkheid te bewerkstelligen door iets te doen aan de ‘onverdiende’ voordelen die sommige kinderen van hun ouders meekrijgen.

Auteurs waren de Amsterdamse opvoedingsfilosoof Michael Merry (als gevolg van een storende slordigheid geafficheerd als hoogleraar onderwijskunde) en de Nijmeegse ter zake deskundige onderwijsonderzoeker Geert Driessen. Ze realiseerden zich dat ze voor dat idee de handen niet op elkaar zouden krijgen en dat hoger opgeleide ouders hun privileges niet zomaar zullen opgeven. Daarom stelden ze voor om toch maar met het bestaande beleid te blijven aanmodderen.

En passant zetten Merry en Driessen ‘kenmerken’ van kansenongelijkheid in ons land nauwkeurig op een rij: grote verschillen in onderwijskwaliteit tussen scholen; te vroege selectie; een chronisch en toenemend lerarentekort, waarvan vooral scholen in achterstandswijken de dupe zijn; grote aantallen kinderen die geen passend onderwijs krijgen, met als gevolg duizenden langdurige thuiszitters; de opkomst van de bijlesindustrie, althans voor degenen die het kunnen betalen; de doelbewuste keuze van hoogopgeleide ouders voor een ‘witte’ school; de hogere schooladviezen aan kinderen van hoogopgeleide ouders in vergelijking met kinderen met eenzelfde prestatieniveau maar met lager geschoolde ouders.

Ik schreef een korte ingezonden brief om mijn bezwaar kenbaar te maken tegen het blijven doormodderen met achterstandsbeleid dat niet werkt. Die werd op 14 juni geplaatst. Al jaren loop ik te hoop tegen de miljarden verslindende voor- en vroegschoolse educatie. Daarvan is empirisch aangetoond dat het echt geen enkel effect heeft. Na de publicatie van het meta-onderzoek van Ruben Fukkink e.a. in 2015 heb ik onderwijswoordvoerders in de Tweede Kamer er persoonlijk op aangesproken dat ze het toch niet langer zo konden laten doorgaan. Op zijn best kreeg ik besmuikt te horen dat men de ongemakkelijke waarheid liever wegmoffelde uit angst dat als de boodschap over de ineffectiviteit echt zou doordringen al dat geld bij het jonge kind zou worden weggehaald. De mammoettanker die ministerie van OCW heet, is niet uit de koers te krijgen. Die laat zelfs geen enkele ruimte voor mogelijk goedkopere en succesvollere alternatieven.

Vooral onverteerbaar is het feit dat overheidsbeleid in de afgelopen jaren de ongelijke kansen in het onderwijs alleen maar heeft vergoot. Een paar voorbeelden. Ik kan me voorstellen dat je de constructiefout van de vroege selectie voor het voortgezet onderwijs accepteert. De strijd om de middenschool is lang geleden beslecht en het ziet er niet naar uit dat een nieuw debat een andere uitkomst zal opleveren. Maar bij de door vroege selectie veroorzaakte ongelijke kansen hoort ter correctie een ruimhartig tweede-kansenbeleid. De overheid heeft nu juist de bestaande mogelijkheden tot stapelen systematisch geminimaliseerd. De invoering van het zogeheten sociale leenstelsel heeft een scherpe tweedeling in de samenleving gecreëerd tussen kinderen die mét en kinderen die zonder een omvangrijke studieschuld afstuderen. Hoe groot het aantal leerlingen precies is dat om reden van die voorziene studieschuld besluit om maar niet meer aan een studie in het hoger onderwijs te beginnen, is niet bekend.

Tot mijn verrassing werd ik naar aanleiding van mijn ingezonden brief tijdens een wetenschappelijke samenkomst met een ander onderwerp door een collega belaagd. Hij vond dat mijn bijdrage een averechtse uitwerking had en noemde mij klassiek ‘een vijand van het volk’, onder ironische verwijzing naar de manier waarop in de jaren zeventig het gelijke-kansendebat aan Nederlandse universiteiten werd gevoerd. Ik kan en wil geen genoegen nemen met de aanmodderaanpak. Zelf neem ik het verhaal van Merry en Driessen over de privileges van hoogopgeleide ouders wel serieus. Het is het deel van hun verhaal dat hen op de meeste kritiek kwam te staan. Sylvia Witteman sprak in haar column van 12 juni over het onverdiende privilege van de hoogleraar onderwijskunde die deze perverse onzin mag publiceren. Van haar belastingcenten nog wel. Haar reactie was een uiting van het door Merry en Driessen voorspelde sentiment. In zijn zaterdagse column van 15 juni in dezelfde Volkskrant dacht Frank Kalshoven, directeur van De Argumentenfabriek, de argumenten inderdaad beter op een rij te hebben. Als het beperken van de privileges van de hogeropgeleiden tot gelijkere kansen leidt – en je wilt gelijkere kansen – is het beperken van die privileges niet de enige weg. Je kunt er ook voor kiezen om minder geprivilegieerden meer privileges te geven. Maar dat is nu juist wat men al die jaren vergeefs heeft proberen te doen.

Ik neem als geprivilegieerde ouder en grootouder de oproep van Merry en Driessen serieus en wil graag meer belasting betalen om kinderen van minder geprivilegieerden meer kansen te geven. Maar dan moet het aanmodderen met mijn belastingcenten wel onmiddellijk stoppen.

 

Bas Levering, hoofdredacteur



Naar homepage