Pedagogiek
in praktijk

Over het ongeschokte geloof in de waardevrije wetenschap (Redactioneel PIP 109, juni 2019)

Wetenschapsfilosoof Paul Feyerabend (1924-1994) voorspelde in de jaren zeventig dat het met het geloof in de wetenschap op een zelfde manier zou aflopen als met het geloof in de echte kerk. Die voorspelling is nog altijd niet echt uitgekomen. Microbioloog Rosanne Hertzberger heeft met haar boekje 'Het grote niets. Waarom we te veel vertrouwen hebben in de wetenschap' de kat de bel aangebonden.

Ze ergert zich aan het feit dat te pas en te onpas wordt gezocht naar wetenschappelijke onderbouwing voor allerhande discutabele opvattingen. Ze vindt dat de wetenschap zich daarvoor niet zou moeten lenen en dat ze terug moet in haar hok. De wetenschap moet zich aldus Hertzberger beperken tot het genereren van kennis en het testen van hypothesen.

Ik vind dat eigenlijk een heel slecht idee. Het is wel een heel merkwaardig zwaktebod om af te zien van de bijdrage die wetenschappelijk onderzoek aan gedegen meningsvorming in de samenleving kan leveren omdat er zoveel onderzoek wordt gedaan dat slecht wordt uitgevoerd. Eigenlijk moet je je doodschamen voor zo’n voorstel. Wat je moet doen is natuurlijk de opleidingen zo verbeteren dat wetenschappers geen conclusies aan onderzoek verbinden die op grond van de gebruikte methoden niet getrokken kunnen worden. We hebben het hier vanzelfsprekend over het gebruik van kwantitatieve onderzoeksmethoden. Het zogeheten replicatiedrama is niet tot de sociale wetenschappen beperkt. In het kankeronderzoek bijvoorbeeld zijn de problemen wel kleiner dan in de sociale psychologie, maar ook daar moet veel van wat voor waar was aangenomen achteraf worden herzien.

In een debat met Hertzberger in het televisieprogramma Buitenhof (19 mei 2019) probeerde de president van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, theoretisch natuurkundige Wim van Saarloos, te verdedigen dat de wetenschap het vertrouwen dat ze geniet echt toekomt. Zijn standpunt is dat er al van alles aan de onvolkomenheden gedaan wordt. Over de noodzaak tot replicatie bijvoorbeeld heeft de KNAW begin vorig jaar een rapport uitgebracht. Maar wat er toch vooral blijft hangen van zijn nogal onbeholpen inbreng in het debat is dat het wetenschappelijk bedrijf structureel achter de feiten aanloopt. Ik ben het met Hertzberger eens dat er meer aan de hand is dan gebrek aan correct gebruik van methoden. Ook gebrek aan transparantie speelt een belangrijke rol. Er is sprake van een groot aantal perverse prikkels die het wetenschappelijk bedrijf zelf heeft gecreëerd. Het wetenschappelijk onderzoek is zo ingericht dat wetenschappers er belang bij hebben om kennis niet met elkaar te delen. Maar dat wetenschappers er de laatste decennia toe aangezet zijn om de maatschappelijke relevantie van hun onderzoek te tonen is vanzelfsprekend volkomen terecht. En als ze dat doen, kun je hen dat moeilijk kwalijk nemen, lijkt me.

In het radioprogramma Nieuwsweekend van 11 mei 2019 kwam hoogleraar Publiek begrip van de wetenschap Bas Haring gewag maken van een ander probleem dat de wetenschap danig in de weg zit. Het ergert hem dat dat wetenschappers steeds vaker ongeremd waardeoordelen ten beste geven. Waardeoordelen zijn wat hem betreft niet aan de wetenschapper. Wetenschappers zijn er voor het aanleveren van feiten. Als het om waarden gaat, hebben wetenschappers volgens Haring geen specifieke expertise. De wetenschapper moet daarom zijn meningen voor zich houden. En als er toch waardeoordelen in het geding zijn, dient de wetenschapper die zorgvuldig te expliciteren.

Harings ergernis was opgeroepen door het alarmerende VN-rapport dat begin mei was verschenen: First Global Assessment Report on Biodiversity and Ecosystem Services. Wat hem in de weg zat, was dat er in de inleiding op het rapport wordt opgeroepen tot daden, maar dat je die louter op basis van feiten niet kunt formuleren. Daar moeten een of meer waardeoordelen tussen zitten, in dit geval bijvoorbeeld ‘dat soorten moeten blijven bestaan’. Nu wordt er namelijk zonder nadere toelichting en verantwoording van uitgegaan dat het uitsterven van soorten een probleem is. Het gesprek met de presentatoren Mieke van der Weij en Jeroen Stomphorst vormde het doorslaggevende bewijs dat Haring het gelijk aan zijn kant heeft. Het lukte hem niet hen duidelijk te maken dat afnemende biodiversiteit niet zonder meer een slechte zaak is.

Ik zie het belang van de bijdragen van Hertzberger en Haring voor een stevige correctie op de inrichting van het kwantitatief wetenschappelijk bedrijf wel in. Ik stel voor dat wij de kwantitatieve wetenschappers binnen de pedagogiek er stevig op blijven aanspreken. Als pedagoog heb ik vanzelfsprekend weinig aan hun pleidooi voor waardevrije wetenschap. Het is echt onjuist om te denken dat waarden losstaan van feiten. En wat meer is, opvoeding en onderwijs vallen en staan met wat we ermee op het oog hebben. De discussie over doelstellingen zou het hart van ons vak moeten vormen. Wie wijst me de plek aan onze universiteiten waar de scholing in die expertise nog op een behoorlijke manier wordt verzorgd?

 

Bas Levering, hoofdredacteur

 



Naar homepage