Pedagogiek
in praktijk

Over het belang van gedegen historische analyse (Redactioneel PiP 95, februari 2017)

Toen ik het artikel ‘Narcisme en onzekerheid te wijten aan opvoeding’ van de Nijmeegse klinisch psycholoog Jan Derksen (de Volkskrant, 28 december 2016) had gelezen, werd ik overvallen door een beklemmend gevoel van gebrek aan urgentie. Derksen bestookt de media nu alweer jaren met het verhaal dat we in de afgelopen 35 jaar aantoonbaar narcistischer geworden zijn als gevolg van wat hij gewijzigde vroegkinderlijke condities noemt.


Ik heb in zijn krantenstukje – dat het zo kort is, is natuurlijk niet zijn schuld – werkelijk geen argument kunnen ontdekken dat niet al in zijn boek Het narcistisch ideaal. Opvoeden in een tijd van zelfverheerlijking uit 1999 te vinden was. Hij wijt de groeiende vraag naar geestelijke gezondheidszorg van (jong)volwassenen aan de toegenomen innerlijke onzekerheid over de eigen identiteit als gevolg van de neergang van de zuilen en van het verdunnen van de gehechtheid doordat de jonge kinderen in de kinderopvang met veel te veel verzorgenden te maken krijgen.

Op 3 januari 2017 bood de Volkskrant aan de Groningse historisch pedagoge Nelleke Bakker de ruimte om het verhaal van Derksen op historische gronden te fileren. Ze wijst op het grote gat dat er ligt tussen het begin van het einde van de verzuiling (midden jaren zestig) en de opkomst van de kinderopvang in Nederland voor brede lagen van de bevolking (vanaf het begin van de jaren negentig). Ze brengt in het geding dat de extreme permissieve opvoedingsstijl, die Derksen verantwoordelijk houdt voor alle ellende, beperkt bleef tot de hippiecultuur van de jaren zestig en zeventig. Ze laat zien dat de nu dominante opvoedingsstijl – die een mix is van welwillend begrip en grenzen stellen – al vanaf de Verlichting opkomt, al is het aanvankelijk slechts in verlichte kringen. Voor de psychopathologisering van het gewone leven houdt zij niet, zoals Derksen, de opvoeders verantwoordelijk, maar de opkomst van de neurowetenschappen en de biologische psychiatrie. De vraag is inderdaad of je ouders de hang naar psychiatrische labels kunt verwijten, die voor de toegang tot de noodzakelijk geachte ondersteuning van de kinderen vereist zijn. Bakker sluit niet uit dat moderne ouders meer moeite hebben met grenzen stellen dan met het toegeven aan kinderwensen, maar wijst op onderzoek dat laat zien dat de meeste ouders dat juist wel goed af gaat. Door te verwijzen naar de manier waarop in de kinderopvang het gevaar van ‘hechtingsverdunning’ (wat een term!) is afgewend, trekt Bakker de laatste steen onder de historische redenering van Derksen weg.

Bakkers belangrijkste boodschap is in de titel van haar Volkskrantstuk vervat: ‘Maak de ouders niet tot zondebok.’ Ze doen het helemaal niet zo slecht en voor zover ouders onzeker zijn, is de schuld daarvoor dus niet bij hen maar juist bij de deskundigen te vinden. De historische analyse die hier vereist is, vraagt om meer dan psychologen als Derksen in huis hebben. Zelf was ik weer eens tegen dat probleem aangelopen bij lezing van het artikel ‘We hebben kinderen tegen hun wil tot wereldburger gemaakt’ van ontwikkelingspsycholoog Steven Pont in NRC Handelsblad van 24 december 2016. Volgens Pont hebben de kinderen hun emancipatie in tegenstelling tot andere groepen nooit zelf afgedwongen. Het waren volwassenen die in 1989 het kinderrechtenverdrag formuleerden en die in 1995 de Kinderombudsman als de hoeder daarvan aanstelden. In 1981 hadden de volwassenen de kinderen al een eigen journaal gegeven. Pont maakt zich terecht druk over de vraag in hoeverre we onze kinderen met de ellende van de volwassen wereld moeten belasten, maar zijn grote vergissing is dat de emancipatie van het kind op initiatief van de volwassene zou zijn ingezet. Het zijn de veranderende omstandigheden geweest die de kinderen onomkeerbaar de volwassen wereld hebben binnengeloodst. ‘Bommen op jeugdland’ heette het in het vierde hoofdstuk van de historisch-pedagogische bestseller van Lea Dasberg uit 1975. En ook dat verhaal gaat nog veel verder terug. In de middeleeuwen was de confrontatie met de rauwe werkelijkheid aan de orde van de dag. Het oorlogsgeweld werd de kinderen niet bespaard, maar ook de volwassen seksualiteit werd niet voor de kinderen weggehouden. Dat veranderde inderdaad vanaf het midden van de achttiende eeuw toen, zoals Dasberg het aanduidde, ‘jeugdland’ ontstond. Die toename van succesvolle bescherming resulteerde in een Grootbrengen door kleinhouden, dat tot het begin van de Tweede Wereldoorlog aanhield. Daarna was het definitief onmogelijk geworden om de volwassen wereld buiten te sluiten. Na de jaren vijftig, de veiligste periode uit de Nederlandse geschiedenis, kwam het oorlogsgeweld via de televisie zelfs rechtstreeks de kinderkamer binnen. Kennis van de geschiedenis leert ons dat we er niet onderuit komen om onze kinderen tot wereldburgers op te voeden, hoe moeilijk dat ook moge zijn.

 

Bas Levering, hoofdredacteur



Naar homepage