Pedagogiek
in praktijk

Over de helft. Gesprekken met (bijna-)vijftigers

Auteur: Cornald Maas
Door: Bas Levering

In de afgelopen jaren verschenen er in PiP eerder recensies van interviewbundels van Cornald Maas. Van Op de helft. Bespiegelingen van (bijna)veertigers in 2006 en van Trotse ouders in 2008, met daarin gesprekken met de vaders of moeders van BN’ers. In 2010 interviewde ik hem over zijn bundel Uit elkaar, waarvoor hij met een honderdtal kinderen van gescheiden ouders sprak. Hoewel Maas de gesprekken niet aanging vanuit een uitgesproken pedagogische belangstelling, bleek er in dat opzicht heel veel te halen. Met die interesse heb ik ook zijn laatste interviewboek Over de helft. Gesprekken met (bijna-)vijftigers (2015) gelezen. Opnieuw moet gezegd worden, dat het voordeel van het weer aan het woord laten van twintig bekende Nederlanders groter is dan het nadeel. Wat iemand zegt valt nu eenmaal nauwelijks te wegen als je iemand helemaal niet kent en om iemand te leren kennen, is een pagina of acht domweg te kort.

Veel navolging hebben pogingen om naast een ‘psychologie van de levensloop’ een ‘pedagogiek van de levensloop’ te ontwerpen nooit gehad. Maar dat er aan de persoon niet veel meer zou veranderen als de volwassenheid eenmaal bereikt zou zijn – zoals de pedagogiek traditioneel wilde doen geloven – gelooft vandaag de dag niemand meer. Het verschil tussen veertig, als er nog van alles mogelijk lijkt, en vijftig is, als we de verhalen van Maas’ gesprekspartners naast elkaar leggen, heel groot. Hoe graag de vijftigers hun leeftijd ook als ‘het nieuwe veertig’ zeggen op te vatten. De meeste vijftigers worden in die levensfase geconfronteerd met kinderen die de deur uitgaan en ouders die overlijden. Dat laatste confronteert hen voor het eerst nadrukkelijk met de eindigheid van het bestaan. Het meer dan eens uitgesproken besef tot de oudste generatie te behoren, wordt te vaak gemeld om het als onbelangrijk cliché te kunnen afdoen. Voor mensen die hun ouders op jonge leeftijd verloren hebben, speelt dat niet op die manier.

Sommige geïnterviewden zijn, zelfs zonder dat Maas hen er nadrukkelijk naar vraagt, heel uitgesproken over wat ze van hun ouders aan waarden en normen hebben overgenomen. Zo memoreert Linda de Mol de les van haar ouders om niet cynisch te doen over de dubieuze belangstelling die haar bekendheid met zich meebrengt. Niet zeuren was hun devies: het is de prijs die je betaalt, je moet er netjes mee omgaan. Ze benadrukt veel op haar in 2013 overleden vader te lijken. De gedrevenheid, de lat hoog leggen, het uitgesproken zijn en het temperament. Jort Kelder roemt de calvinistische opvoeding die hij en zijn broers ooit kregen en waar ze naar zijn zeggen nog altijd de vruchten van plukken. Als hij vervelend was, kon hij een schop onder ¬zijn kont krijgen. Het was: niet zeuren, niet spijbelen, goed je best doen en niet oplichten. Hij zegt nooit goed in liegen geweest te zijn. Hij belt zijn 84-jarige vader dagelijks. Maar ouders blijven ook belangrijk als ze er niet meer zijn. Veel BN’ers betreuren het zeer als hun ouders hun grote successen niet hebben kunnen meemaken. Het verlangen dat je ouders trots op je kunnen zijn, dient zich aan als een belangrijke drijfveer. In die gevallen waarin de trots nooit eens een keer werd uitgesproken, blijkt de pijn groot. Het is allemaal niet opzienbarend, maar omdat het zoveel keer op verschillende manieren aan de orde komt, hoeft aan het belang ervan niet getwijfeld te worden.

Er zijn natuurlijk ook buitenbeentjes. In het verhaal van dj Jeroen van Inkel, dat eigenlijk alleen over zijn eigen onzekerheid gaat, komen zijn ouders niet voor en zijn mooie vrouw en dochters alleen maar als verworvenheid. Beeldhouwer Joep van Lieshout heeft een vriendin, maar vind het generally speaking lastig om zich vast te leggen en verbintenissen aan te gaan. Kinderen heeft hij eigenlijk nooit gewild. ‘Het droompad van de kunstenaar is toch dat je iets op de wereld zet wat er nooit is geweest en wat altijd zal blijven, wat betekenis heeft en een spiegel is voor de samenleving. Die ambitie zou door het hebben van kinderen worden gefnuikt.’ In de manier waarop hij tot een keuze voor het kunstenaarschap gekomen is, wijst hij naar het advies van zijn natuurkundeleraar: ‘Als je wetenschapper wordt (Joeps oorspronkelijke ambitie), moet je heel lang studeren en heel goed zijn, anders eindig je als leraar zoals ik, maar als je kunstenaar wordt, ben je als het niet goed gaat, nog altijd kunstenaar en heb je in elk geval vrijheid.’

Het mooie van al die verschillende levensverhalen is dat ze zichtbaar maken hoezeer mensen het verhaal van hun eigen opvoeding afmaken. Er zijn er veel waarin de keuzevrijheid en onvoorwaardelijke steun van ouders geprezen worden. Lilianne Ploumen zegt zich in vergelijking met klasgenoten, die ouders met hoge verwachtingen hadden, geprivilegieerd te voelen. Zij kon, met ouders van eenvoudige komaf, haar eigen pad uitstippelen omdat ze zich nergens toe hoefde te verhouden.

Dat voor de vijftigers met het overlijden van de ouders ook eigen verleden verloren gaat, formuleert Frits Wester het scherpst. ‘Als mijn moeder er straks niet meer is, is alleen mijn oudere zus er nog met wie ik de herinneringen van het vroegste verleden kan delen. De verhalen van vroeger zijn er dan nog wel, maar ze worden alleen nog door ons verteld, niet óver ons.’

Cornald Maas (2015). Over de helft. Gesprekken met (bijna-)vijftigers. Amsterdam: Prometheus. ISBN 9789044628883; 256 pagina’s; € 17,95. 



Naar homepage