Door Bas Levering
De SCP-onderzoekers constateren dat de CITO-score in groep 8 in de afgelopen tien jaar nauwelijks omhoog is gegaan. Bovendien geeft het primaire onderwijs volgens het SCP ook nog eens een verkeerde voorstelling van zaken: scholen laten hun zwakke leerlingen niet aan de toets meedoen omdat ze nu eenmaal moeten concurreren met andere basisscholen bij de werving van nieuwe leerlingen. De PO-raad, de vereniging van basisschoolbesturen, verwijt het SCP een gebrekkige analyse van de cijfers omdat de onderzoekers een aantal zaken over het hoofd zien. Voor het feit dat door de toegenomen sociale problematiek er alleen maar taken zijn bijgekomen heeft het SCP geen aandacht. Het gaat in het basisonderwijs natuurlijk om veel meer dan rekenen en taal. Daarnaast kost de vrijheid van schoolkeuze bakken met geld. Om het dreigende lerarentekort af te wenden werden de salarissen ook nog eens fors verhoogd.
Het SCP-rapport komt wel op een heel merkwaardig moment. Het wordt een regering die zichzelf een grote bezuinigingstaak heeft opgelegd wel erg gemakkelijk gemaakt, zo lijkt het. SCP-directeur Paul Schnabel meldde dat we daar niets achter moeten zoeken en dat een onderzoeksrapport nu eenmaal uitkomt als het klaar is. Een overheid die bezuinigen moet lijkt hoe dan ook niet veel anders te kunnen doen dan aan en paar knoppen draaien. Maar wij moeten ons realiseren dat ze daarbij niet alleen gemakkelijk geld binnenhaalt - als dat al lukt -, maar vaak ook ongewenste beleidswijzigingen introduceert.
Een voorbeeld. Staatssecretaris Halbe Zijlstra overweegt de basisbeurs geheel of gedeeltelijk af te schaffen. Wellicht zijn de meeste mensen vergeten dat het bij de invoering van de basisbeurs ten tijde van de vorige economische crisis, in de jaren tachtig van de vorige eeuw, om een onversneden bezuinigingsoperatie ging. In de jaren zeventig was er een riant studiefinancieringssysteem ontwikkeld, waarvan je als student goed kon leven. Dat werd met de invoering van de basisbeurs teruggebracht tot een bedrag waarvan je nauwelijks de kamerhuur in een universiteitsstad van kon opbrengen. Die bezuiniging heeft grote gevolgen gehad, want studenten waren niet van plan om hun levenspeil aan te passen. Ze gingen massaal aan het werk en zo is Nederland het enige land ter wereld zonder fulltime studenten geworden. Nederlandse studenten die een periode lang in het buitenland studeren komen er vaak tot hun schrik achter dat er in het buitenland veel harder wordt gestudeerd, omdat men daar in het algemeen van meer dan fulltime inspanning uitgaat. Evaluaties van tijdsbesteding van studenten in heel veel studierichtingen in Nederland komen niet zelden onder de twintig uur per week uit.
In 1978 was de toenmalige minister van onderwijs Arie Pais, partijgenoot van Zijlstra, in zijn nota Hoger onderwijs voor velen met de nuchtere constatering gekomen dat het uit de lengte of uit de breedte moest. Als het aantal kinderen dat hoger onderwijs moet volgen omhoog moet en er kan niet meer geld worden uitgegeven, dan is studieduurverkorting bijvoorbeeld onvermijdelijk. Het grappige is dat Zijlstra met de Delftse studenten, die nog altijd veel langer over hun studie doen dan de tijd die ervoor staat, nog altijd de strijd voert die Pais destijds met het hele hoger onderwijs begonnen is. Minder grappig is dat hij niet alleen letterlijk zegt het ideaal van ‘hoger onderwijs voor velen’ te hebben losgelaten, maar feitelijk ook kwaliteitsreductie accepteert.