In de documentaire praatten de begeleiders van deze kinderen op een manier die mij de haren recht overeind deden staan. Veroordelend, verwijtend, beschuldigend. Dat moest anders kunnen.
Ik ben er niet zeker van of ik in mijn opleidingen geleerd heb op een open manier met mensen(kinderen) in gesprek en aan het werk te gaan. Wel weet ik inmiddels dat de pedagogiek dáár voor mij begint. Bij de ontmoeting. Bij een uitgestoken hand. Bij ontvankelijkheid voor de ander. Ik merkte dat ontvankelijkheid een spier is die je blijvend moet trainen. Voordat je het weet, verslapt die omdat de tegenkracht van schema’s, protocollen en algoritmen zo overheersend is in deze op efficiency gerichte maatschappij.
Het artikel van Boekhoven, Van der Slot en Ketner gaat over de keerzij de van deze op efficiency gerichte maatschappij. Kan een sociaal professional nog ontvankelijk zijn voor een gezin dat hij of zij ondersteunt als de Meldcode gebaseerd lijkt te zijn op ‘het spook van wantrouwen’? De auteurs verhelderen waarom de praktijk gebaat is bij vertrouwen en merken fijntjes op dat woorden daarin een rol spelen. Ook het artikel van Weijers gaat over die keerzijde van het beheersingsdenken. Hij vraagt zich af of beleidsmakers doordrongen zijn van de noodzaak transparant te handelen. Uit de in november verschenen documentaire Moeders blijkt namelijk dat de Top400-lijst van de gemeente Amsterdam kinderen op basis van algoritmen in het hokje ‘crimineel’ plaatst. Daar is geen ontmoeting aan te pas gekomen.
Peters beschrijft hoe de natuur een rol kan spelen in de pedagogische ontmoeting. Ze beschrijft hoe de natuur ontvankelijkheid ontlokt, niet alleen bij kinderen die daar ‘gewoon kind mogen zijn’, maar ook bij professionals en ouders. Juist omdat de natuur van essentieel belang is voor ons welzijn ben ik blij dat Van Yperen ons uitnodigt na te denken over de rol die we als pedagogen hebben in de klimaatverandering. Wat mij betreft gaat dat niet om het sussen van het gemoed van kinderen en jongeren (en daarmee van onszelf). Beter gaan we als pedagogen met kinderen en jongeren in gesprek over wat we kunnen dóen. De Jonge Klimaatbeweging heeft al lang geformuleerd waarop onze acties gericht zouden moeten zij n: ‘Niet economische groei, maar brede welvaart en rechtvaardigheid zijn belangrijke doelen. Vrije tijd besteden we aan leren, vrijwilligerswerk, in de natuur zijn en tijd met vrienden en familie doorbrengen.’
Emeritus hoogleraar orthopedagogiek Jan van der Ploeg, die onlangs een boek over het belang van vriendschap schreef, is zo iemand die zijn tij d besteedt aan leren: ‘Het is zo boeiend om je te verdiepen in het leven van een ander. Niet alleen in theorieën, maar ook in het persoonlijke bestaan.’ Op 95-jarige leeftijd traint van der Ploeg nog steeds te midden van zijn boekenvrienden zij n ontvankelijkheidsspier. Het interview illustreert wat het betekent om invulling te geven aan de meest basale behoefte ‘om te begrijpen en begrepen te worden’.
Beste PiP-lezer, laat u inspireren door Van der Ploeg, door deze PiP, door een ontmoeting met een kind, een ouder, een vriend, een beleidsmaker of onderzoeker, lees een boek, ga naar buiten en kijk naar de natuur. Train blijvend uw ontvankelijkheidsspier.
Daphne Clement, Redactioneel PIP 130. Bestel het nummer of een los artikel online of in print via Uitgeverij SWP.