Kamerleden Sahla (D66) en Maatoug (GroenLinks) hadden het kabinet verzocht om een lijst van knelpunten in de samenwerking tussen de kinderopvang en het onderwijs, zoals genoemd in verschillende onderzoeken. En het kabinet gevraagd om mogelijke oplossingen aan te dragen. Ook het kabinet ziet dat scholen en kinderopvang elkaar steeds meer opzoeken. De ministers juichen dit toe.
‘Hierdoor kan namelijk de doorlopende ontwikkeling van kinderen vanuit verschillende expertises worden gestimuleerd.’ De ministers zien veel variatie in de vormen van samenwerking. Bijvoorbeeld nauwe samenwerking tussen een kinderopvangorganisatie en een basisschool, maar er zijn ook basisscholen die zelf kinderopvang exploiteren.
Private kinderopvangsector en de publieke onderwijssector
Echter, de stelselverschillen tussen de private kinderopvangsector en de publieke onderwijssector leiden tot een verschil in uitgangspositie en kunnen daarmee soms een gelijk speelveld in de weg staan. Vanuit het veld is er behoefte aan helderheid over wet- en regelgeving rondom knelpunten in de gezamenlijke huisvesting, partnerkeuze van scholen, financiering van kinderopvang en onderwijs en het voorrangsbeleid dat sommige scholen hanteren voor de kinderopvang in eigen beheer of waarmee zij samenwerken.
In de Kamerbrief zien de ministers samenwerking niet als doel op zich, maar een middel om de ontwikkeling van jonge kinderen te bevorderen en ouders en professionals daarbij beter te ondersteunen. Ze beschrijven alle onderzoeken tot op heden, om uiteindelijk aan te sluiten bij twee onderzoeken, van het CPB en de Universiteit Utrecht.
CPB-onderzoek 'Opvang en onderwijs'
Uit het CPB-onderzoek ‘Samenwerking opvang en onderwijs’ blijkt dat samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs voordelen oplevert, met name voor kinderen met een taal- en onderwijsachterstand. Volgens het onderzoek kunnen er echter ook nadelen aan verbonden zijn. Zo kan (meer exclusieve) samenwerking bijvoorbeeld de keuzevrijheid van ouders beperken, maar ook zorgen voor meer segregatie. Het CPB adviseert om de samenwerking te stimuleren, vooral door het verzamelen van best practices of het stimuleren van kennisoverdracht tussen pedagogisch professionals en leerkrachten.
In het onderzoek van de Universiteit Utrecht naar vve en de overgang tussen voorschoolse educatie en school, worden enkele lessen getrokken voor beleid:
-
lichte vormen van samenwerking hebben al positieve effecten op de ontwikkeling van kinderen
-
samenwerking gaat niet vanzelf, maar heeft ondersteuning van beleid nodig
-
er moet meer worden ingezet op deelname van alle doelgroepkinderen
-
in de praktijk wordt duidelijk hoezeer kinderopvang en onderwijs verschillend georganiseerd en gereguleerd zijn
Primair onderwijs
De kinderopvang en het primair onderwijs hebben ieder een eigen cultuur, constateren de ministers. Toch wordt vaak verbinding gezocht en dat zou vaker en meer moeten gebeuren, om zo te kunnen leren van elkaars expertise. Als gevolg hiervan kan de ontwikkeling van het jonge kind nog meer doorlopend ondersteund worden. Een mooie mogelijkheid daartoe, biedt de door de kinderopvangsector aangekondigde verkenning in het kader van de ‘cao van de toekomst’, waarbij het doel is te komen tot meer interprofessionele samenwerking met onder andere het onderwijs.
Combinatiebanen tussen kinderopvang en onderwijs kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van de personeelstekorten in beide sectoren. Combinatiebanen kunnen namelijk het werken in de kinderopvang (en dan met name de bso) en het onderwijs aantrekkelijker maken door het bieden van de mogelijkheid tot een groter contract en meer diversiteit en doorgroeimogelijkheden. Daarnaast kunnen combinatiebanen leiden tot een betere overdracht tussen kinderopvang en onderwijs, stimuleert het de uitwisseling van kennis tussen sectoren en kunnen ze bijdragen aan het creëren van een stabiele en veilige omgeving voor het kind, omdat dit bijdraagt aan de herkenbaarheid van de beroepskrachten voor de kinderen.
VOG-eisen
De ministers willen iets doen aan de verschillende VOG-eisen voor kinderopvang en onderwijs. Het ministerie van SZW heeft aan Justis, verantwoordelijk voor het behandelen van VOG-aanvragen, gevraagd om een impactanalyse uit te voeren naar de uitvoeringsconsequenties van een aanpassing van het VOG-screeningsprofiel voor het primair onderwijs. Deze impactanalyse zal naar verwachting nog voor de zomer gereed zijn.
Verschillende schooltijden
Uit verschillende onderzoeken, zoals het SER-advies, komen de verschillende schooltijden die scholen hanteren als knelpunt naar voren bij het verbeteren van de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang. Een vijfgelijkedagenmodel voor alle scholen wordt daarbij aangeraden door de SER. Wanneer iedere school met een vijfgelijkedagenmodel zou werken, zou de bso meer stabiliteit kunnen bieden gedurende de week en ook op de woensdag en vrijdag een aantrekkelijker aanbod kunnen bieden.
De ministers zien dat sommige branchepartijen voorkeur hebben voor integratie van onderwijs- en kinderopvangtijd, zoals wordt gedaan in een aantal kindcentra in het land. In het beoogde model van de branchepartijen wordt een integraal concept aangeboden waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen onderwijs- en kinderopvangtijd. Om gaten in het dagprogramma van kinderen te voorkomen, kan vanuit praktische overwegingen een dergelijk aanbod in de regel alleen plaatsvinden in een integraal kindcentrum waarbij een nauwe samenwerking plaatsvindt tussen de kinderopvangorganisatie en het onderwijs, benadrukken de bewindslieden.
Algemene beeld
Het algemene beeld is dat de overgang van kinderopvang naar basisschool voor veel kinderen zonder (blijvende) problemen verloopt. Uit het wetenschappelijk kader ‘Verbeteren start in het basisonderwijs’ blijkt dat naar schatting voor circa tien tot twintig procent van de kinderen de start in het basisonderwijs minder soepel verloopt. Dit in het bijzonder voor vier specifieke (deels overlappende) groepen: kinderen die geen voorschoolse voorziening hebben bezocht, kinderen met een onderwijs-/ontwikkelingsachterstand, kinderen met extra ondersteuningsbehoeften/beperkingen en kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Het integreren van peuter- en kleutergroepen kan worden gezien als een kansrijke maatregel om de overgang naar de basisschool te versoepelen.
Echter zijn de systemen vanuit de kinderopvang en onderwijs hier, gezien de verschillen in onder andere kwaliteitseisen, niet op ingericht. ‘Vanuit het belang van het kind, vinden we het belangrijk om de mogelijkheid te onderzoeken om de overgang van kinderopvang naar de basisschool soepeler en meer geleidelijk te organiseren en ruimte te bieden voor innovatie die de samenwerking tussen de kinderopvang en het basisonderwijs versterkt. Dit, omdat kinderen zijn gebaat bij continuïteit in het pedagogisch aanbod.’
Daar zitten echter wel haken en ogen aan. Zo kunnen scholen bijvoorbeeld een (nauwe) samenwerkingsrelatie met één kinderopvangaanbieder aangaan zonder een transparante manier van aanbesteden waarbij diverse kinderopvangorganisaties mee kunnen dingen. Andere kinderopvangorganisaties kunnen hiervan nadeel ondervinden. Het komt ook voor dat de school zelf een kinderopvangorganisatie opricht en andere kinderopvangorganisaties daardoor geen kans meer maken op een (nauwe) samenwerking.
Voorrangsgeleid
Scholen hebben de wettelijke vrijheid om een voorrangsbeleid te hanteren. Zo geven sommige scholen leerlingen voorrang die naar een bepaalde kinderopvang zijn geweest. Dit kan de keuzevrijheid van ouders beperken en kan ertoe leiden dat een kinderopvangorganisatie in de buurt zich benadeeld voelen. Het kan de kwaliteit van de kinderopvang ten goede komen wanneer ouders hun keuze voor een kinderopvanglocatie zoveel mogelijk maken op basis van de kwaliteit van die kinderopvang en andere aspecten die ouders van belang vinden.
‘Vanuit dat oogpunt is het niet wenselijk als voorrang tot een bepaalde basisschool ook de keuze voor een kinderopvanglocatie bepaalt. Gezien de steeds meer opkomende trend van samenwerking tussen scholen en kinderopvangorganisaties en het belang daarvoor ten aanzien van de doorgaande ontwikkellijnen verdient het aandacht en inzet van alle betrokken partijen om de samenwerking tussen de marktgeoriënteerde kinderopvangorganisaties en de publieke onderwijsinstanties op een zo goed en eerlijk mogelijk manier te laten verlopen.’