Pedagogiek
in praktijk

Honderdmaal PiP (Redactioneel PiP 100, decmber 2017)

We komen er eerlijk voor uit, we hadden andere plannen om ons jubileum te vieren. Ter gelegenheid van het verschijnen van het honderdste nummer van PIP zouden we nagaan hoe pedagogisch de opleidingen pedagogiek vandaag de dag (nog) zijn.

 

Gelukkig kwam redactielid Peter van der Doef met een nieuw idee. Hij stelde voor om aan de auteurs die door de jaren heen een bijdrage aan PiP leverden te vragen om een beschrijving aan te leveren van een persoonlijke pedagogische ervaring. Er werd bij gezegd dat het overal over mocht gaan, over ervaringen als kind, als ouder, als leerling, als leraar, of als andere pedagogische professional.

Er kwamen 51 enthousiaste reacties binnen. Niet alleen auteurs zonden in, maar ook mensen die in de loop der jaren voor PiP waren geïnterviewd. Ook liet de redactie zelf zich niet onbetuigd. De verhalen zijn in een bundeltje opgenomen dat met dit jubileumnummer als cadeau meegaat naar de trouwe PiP-abonnee. De meestal kleine gebeurtenissen hadden vaak grote gevolgen. Zijn ze daarom in de herinnering blijven hangen?

Het boekje heeft de titel Met terugwerkende kracht gekregen. Als lezer word je teruggevoerd naar gebeurtenissen uit een soms ver verleden. De betekenis ervan wordt altijd pas achteraf duidelijk. Het gaat vaak maar om momenten. Maar zo groot is de terugwerkende kracht. De beschrijvingen zullen de lezer meer dan eens ontroeren. Tijd is belangrijk om ons het belang van gebeurtenissen goed te realiseren. Ook voor degene die het daadwerkelijk meemaakt, is de betekenis niet onmiddellijk duidelijk. De Franse filosoof Bernard Stiegler spreekt in dat verband van naslag (après coup).

Vooral oudere auteurs hebben een bijdrage geleverd aan ons boekje. De verhalen spelen zich daarom niet zelden zestig jaar geleden af, toen opvoeding en onderwijs in onze streken nog heel anders waren ingericht en God bijvoorbeeld nog alom aanwezig was. Als het om ouder worden en jeugdherinneringen gaat, is er iets bijzonders aan de hand. De Groningse psycholoog Douwe Draaisma, die met zijn keur aan boeken over geheugen, herinnering en vergeten mag gelden als de expert op dat gebied, heeft daarover veel geschreven. Herinneringen aan gebeurtenissen in de jeugd zijn op latere leeftijd niet alleen vaak van een uitzonderlijke nauwgezetheid, ze hebben meestal ook een solide uiteindelijke vorm en betekenis gekregen. Het is de Franse filosoof Paul Ricoeur geweest die het voor de pedagogiek prangende filosofische probleem van de persoonlijke identiteit heeft opgelost. Dat wij door de tijd heen veranderen en desondanks dezelfde blijven, komt doordat onze identiteit niet alleen wordt uitgemaakt door wie we op dit moment zijn, maar ook doordat we ons verleden voortdurend herinterpreteren. We dragen ons verleden in ons mee, niet louter op de manier die Sigmund Freud ons leerde, als onverwerkt of zelfs verdrongen verleden dat ons tot op hoge leeftijd in de rug kan aanvallen, maar vooral in de vorm die we er zelf aan geven. Daarin hebben we het zeker niet alleen zelf voor het zeggen. Ons geheugen is onbetrouwbaar en vervormt soms wel heel erg sterk. Ook vergeten we veel dat ons blijkbaar in ons huidige zelfbeeld niet van pas komt. Persoonlijke identiteit is het verhaal dat we er zelf van maken, de vervormingen incluis.

We hadden stiekem de hoop dat de verzamelde verhalen ons inzicht zouden geven in wat er zoal onder het pedagogische wordt verstaan. Het samenstel van verhalen wordt vooral gekenmerkt door een variatie waaraan weinig scherpe afbakening te ontdekken valt. Veel verhalen betreffen persoonlijke ervaringen in het gezin of op school. Ze worden met een minimum aan jargon beschreven. In de verhalen over de onderwijs- en orthopedagogische praktijk komen we veel meer vaktaal tegen. De jongere auteurs lijken meer aan hun vaktaal gebonden dan de oudere. De verschillende soorten verhalen staan in de bundel kriskras door elkaar.

Er zijn wel een aantal groepjes van steeds drie tot vier verhalen te onderscheiden die je onder een bepaalde thematiek zou kunnen onderbrengen. De verhalen over vervelende ervaringen die een positieve uitwerking krijgen en die de auteur voor geen goud had willen missen, de verhalen waarin kinderen van hun ouders dingen leren die hun expliciet te pas komen bij hun eigen latere ouderschap met daarnaast de verhalen waarin ouders van kinderen leren, verhalen waarin verteld wordt waar en hoe kinderen de inspiratie voor hun latere bestemming opdeden, waarom ze leraar of pedagoog geworden zijn bijvoorbeeld, de oude onversneden emancipatieverhalen, waarin een leraar zich over een talent ontfermde dat anders echt verloren zou zijn gegaan en de verhalen over gedoe met beoordelingen en het geven van cijfers, waar groot pedagogisch inzicht uit spreekt. Toch hebben we besloten om de tekst van het boekje niet in rubrieken in te delen.

We weten ook dat we met pogingen om in samenvattende zin iets over de bijdragen in het boekje te zeggen grote risico’s lopen. Dat zagen we onlangs nog in PiP 98 in het artikel ‘Wat hebben we aan verhalen over leraren?’ Daarin werd onder andere de bundel De onvergetelijke leraar besproken, waarin de redacteuren de grote variëteit aan leraren die in het boek ten tonele wordt gevoerd, uiteindelijk tot kevers en Mercedessen wisten te reduceren, waardoor de oorspronkelijke kracht van de individuele verhalen volkomen verloren ging. In de verhalen in een bundel als Met terugwerkende kracht gaat het meestal om het afwijkende, om wat op het eerste gezicht onpedagogisch lijkt, toch pedagogisch blijkt te zijn. En als het om een pedagogische aanpak gaat waarmee we allang vertrouwd zijn en die onze volledige instemming heeft, is zo’n verhaal alleen dan de moeite waard als die aanpak er op een bijzondere manier in aan de orde komt.

Wat we nog eens willen onderstrepen is dat het in de verhalen meestal om een betrokken verslag van één of een paar momenten gaat, om anekdotes die zonder emotionele terughoudendheid worden verteld. Het gaat om momenten waarop het kind of de volwassene opeens een andere kijk krijgt op hoe hij of zij zichzelf verder wil ontwikkelen en iets in het eigen denken-en-doen anders wil gaan aanpakken. Het gaat om een moment van ontregeling, om (zelf)kritiek, om een eyeopener. Het gaat daarbij om onderlinge beïnvloeding, tussen volwassene en kind, maar ook tussen kinderen of volwassenen onderling. De één geeft de ander – en de ander geeft de één – een nieuw pedagogisch perspectief. En beiden beseffen ook vaak dat dat het geval is. En zo wordt duidelijk wat dat moment in iemands ontwikkelingsgeschiedenis betekent en hoe het later doorwerkt.

Pedagogische ervaringen zijn, om met de filosoof Alain Badiou te spreken, gebeurtenissen waarin kinderen geconfronteerd worden met het anders zijn van de werkelijkheid, met differenties, waardoor ze als het ware de wereld opnieuw gaan uitvinden. Het moment van de pedagogische ervaring vormt dan de aanzet voor een nadere constructie van de eigen wereld, die een leven lang kan meegaan. Dat de lezer er veel van kan opsteken bevestigt eens te meer de onmiskenbare terugwerkende kracht van zulke beschreven pedagogische ervaringen. 

 

Bas Levering, hoofdredacteur

Gelukkig kwam redactielid Peter van der Doef met een nieuw idee. Hij stelde voor om aan de auteurs die door de jaren heen een bijdrage aan PiP leverden te vragen om een beschrijving aan te leveren van een persoonlijke pedagogische ervaring. Er werd bij gezegd dat het overal over mocht gaan, over ervaringen als kind, als ouder, als leerling, als leraar, of als andere pedagogische professional.

Er kwamen 51 enthousiaste reacties binnen. Niet alleen auteurs zonden in, maar ook mensen die in de loop der jaren voor PiP waren geïnterviewd. Ook liet de redactie zelf zich niet onbetuigd. De verhalen zijn in een bundeltje opgenomen dat met dit jubileumnummer als cadeau meegaat naar de trouwe PiP-abonnee. De meestal kleine gebeurtenissen hadden vaak grote gevolgen. Zijn ze daarom in de herinnering blijven hangen?

Het boekje heeft de titel Met terugwerkende kracht gekregen. Als lezer word je teruggevoerd naar gebeurtenissen uit een soms ver verleden. De betekenis ervan wordt altijd pas achteraf duidelijk. Het gaat vaak maar om momenten. Maar zo groot is de terugwerkende kracht. De beschrijvingen zullen de lezer meer dan eens ontroeren. Tijd is belangrijk om ons het belang van gebeurtenissen goed te realiseren. Ook voor degene die het daadwerkelijk meemaakt, is de betekenis niet onmiddellijk duidelijk. De Franse filosoof Bernard Stiegler spreekt in dat verband van naslag (après coup).

Vooral oudere auteurs hebben een bijdrage geleverd aan ons boekje. De verhalen spelen zich daarom niet zelden zestig jaar geleden af, toen opvoeding en onderwijs in onze streken nog heel anders waren ingericht en God bijvoorbeeld nog alom aanwezig was. Als het om ouder worden en jeugdherinneringen gaat, is er iets bijzonders aan de hand. De Groningse psycholoog Douwe Draaisma, die met zijn keur aan boeken over geheugen, herinnering en vergeten mag gelden als de expert op dat gebied, heeft daarover veel geschreven. Herinneringen aan gebeurtenissen in de jeugd zijn op latere leeftijd niet alleen vaak van een uitzonderlijke nauwgezetheid, ze hebben meestal ook een solide uiteindelijke vorm en betekenis gekregen. Het is de Franse filosoof Paul Ricoeur geweest die het voor de pedagogiek prangende filosofische probleem van de persoonlijke identiteit heeft opgelost. Dat wij door de tijd heen veranderen en desondanks dezelfde blijven, komt doordat onze identiteit niet alleen wordt uitgemaakt door wie we op dit moment zijn, maar ook doordat we ons verleden voortdurend herinterpreteren. We dragen ons verleden in ons mee, niet louter op de manier die Sigmund Freud ons leerde, als onverwerkt of zelfs verdrongen verleden dat ons tot op hoge leeftijd in de rug kan aanvallen, maar vooral in de vorm die we er zelf aan geven. Daarin hebben we het zeker niet alleen zelf voor het zeggen. Ons geheugen is onbetrouwbaar en vervormt soms wel heel erg sterk. Ook vergeten we veel dat ons blijkbaar in ons huidige zelfbeeld niet van pas komt. Persoonlijke identiteit is het verhaal dat we er zelf van maken, de vervormingen incluis.

We hadden stiekem de hoop dat de verzamelde verhalen ons inzicht zouden geven in wat er zoal onder het pedagogische wordt verstaan. Het samenstel van verhalen wordt vooral gekenmerkt door een variatie waaraan weinig scherpe afbakening te ontdekken valt. Veel verhalen betreffen persoonlijke ervaringen in het gezin of op school. Ze worden met een minimum aan jargon beschreven. In de verhalen over de onderwijs- en orthopedagogische praktijk komen we veel meer vaktaal tegen. De jongere auteurs lijken meer aan hun vaktaal gebonden dan de oudere. De verschillende soorten verhalen staan in de bundel kriskras door elkaar.

Er zijn wel een aantal groepjes van steeds drie tot vier verhalen te onderscheiden die je onder een bepaalde thematiek zou kunnen onderbrengen. De verhalen over vervelende ervaringen die een positieve uitwerking krijgen en die de auteur voor geen goud had willen missen, de verhalen waarin kinderen van hun ouders dingen leren die hun expliciet te pas komen bij hun eigen latere ouderschap met daarnaast de verhalen waarin ouders van kinderen leren, verhalen waarin verteld wordt waar en hoe kinderen de inspiratie voor hun latere bestemming opdeden, waarom ze leraar of pedagoog geworden zijn bijvoorbeeld, de oude onversneden emancipatieverhalen, waarin een leraar zich over een talent ontfermde dat anders echt verloren zou zijn gegaan en de verhalen over gedoe met beoordelingen en het geven van cijfers, waar groot pedagogisch inzicht uit spreekt. Toch hebben we besloten om de tekst van het boekje niet in rubrieken in te delen.

We weten ook dat we met pogingen om in samenvattende zin iets over de bijdragen in het boekje te zeggen grote risico’s lopen. Dat zagen we onlangs nog in PiP 98 in het artikel ‘Wat hebben we aan verhalen over leraren?’ Daarin werd onder andere de bundel De onvergetelijke leraar besproken, waarin de redacteuren de grote variëteit aan leraren die in het boek ten tonele wordt gevoerd, uiteindelijk tot kevers en Mercedessen wisten te reduceren, waardoor de oorspronkelijke kracht van de individuele verhalen volkomen verloren ging. In de verhalen in een bundel als Met terugwerkende kracht gaat het meestal om het afwijkende, om wat op het eerste gezicht onpedagogisch lijkt, toch pedagogisch blijkt te zijn. En als het om een pedagogische aanpak gaat waarmee we allang vertrouwd zijn en die onze volledige instemming heeft, is zo’n verhaal alleen dan de moeite waard als die aanpak er op een bijzondere manier in aan de orde komt.

Wat we nog eens willen onderstrepen is dat het in de verhalen meestal om een betrokken verslag van één of een paar momenten gaat, om anekdotes die zonder emotionele terughoudendheid worden verteld. Het gaat om momenten waarop het kind of de volwassene opeens een andere kijk krijgt op hoe hij of zij zichzelf verder wil ontwikkelen en iets in het eigen denken-en-doen anders wil gaan aanpakken. Het gaat om een moment van ontregeling, om (zelf)kritiek, om een eyeopener. Het gaat daarbij om onderlinge beïnvloeding, tussen volwassene en kind, maar ook tussen kinderen of volwassenen onderling. De één geeft de ander – en de ander geeft de één – een nieuw pedagogisch perspectief. En beiden beseffen ook vaak dat dat het geval is. En zo wordt duidelijk wat dat moment in iemands ontwikkelingsgeschiedenis betekent en hoe het later doorwerkt.

Pedagogische ervaringen zijn, om met de filosoof Alain Badiou te spreken, gebeurtenissen waarin kinderen geconfronteerd worden met het anders zijn van de werkelijkheid, met differenties, waardoor ze als het ware de wereld opnieuw gaan uitvinden. Het moment van de pedagogische ervaring vormt dan de aanzet voor een nadere constructie van de eigen wereld, die een leven lang kan meegaan. Dat de lezer er veel van kan opsteken bevestigt eens te meer de onmiskenbare terugwerkende kracht van zulke beschreven pedagogische ervaringen. 

 

Bas Levering, hoofdredacteur



Naar homepage