In Soest wil men, net als in veel andere gemeenten, sociale steun voor gezinnen vergroten en werken aan een sterke pedagogische basis voor de jeugd. Door mij n promo- tieonderzoek aan de Universiteit Utrecht en vanuit mijn rol als adviseur bij het NJi kan ik heel wat vertellen over het belang van een sterke pedagogische basis. Dus dat deed ik ook, maar algauw kwam de vraag: ‘Ja, maar hoe doe je dat dan?’ Het was ondertussen 7.15 uur en eigenlij k nog steeds te vroeg voor deze vraag, want mij n ant woord dat het per context afhankelijk is, je kunt inzetten op ontmoeting, participatie van de jeugd en moet toch echt beginnen elkaar te leren kennen, lij kt altij d wat onbevredigend. Maar hoe geef je praktische, direct uit te voeren, kant-en-klare tips over het verster- ken van gemeenschappen in zo’n complex samenspel van processen?
Er ging een vlaag van opluchting door mij heen bij het lezen van het eerste antwoord van Wouter Pols in zij n interview met Saskia van Oenen in deze PiP: ‘Opvoeding en onderwijs zijn activiteiten waarin zoveel tegelijk gebeurt dat je daar vanuit de theorie geen kant-en- klare aanwij zingen voor kan geven.’ Hij ziet de pedagogiek als een ‘praktij ktheorie’, die geworteld is in alledaagse pedagogische ervaringen. Dit geldt volgens hem ook in het onderwij s waar leraren samen met hun leerlingen de onderwij spraktijk maken, binnen bepaalde kaders die afhankelijk zijn van het gevoerde beleid.
Zowel Armand Heijnen als Lorien de Koning sluiten zich met hun artikelen in deze PiP aan bij de zienswijze van Wouter Pols. Maak leerlingen nieuwsgierig, schrijft Heijnen. Laat ze zich verwonderen, en gebruik de Canon als hulpmiddel, niet als keurslijf. Lorien de Koning laat in haar artikel zien hoe betekenisvol geschiedenisonderwij s ontstaat wanneer leerlingen en leerkrachten samen aan de slag gaan met ‘historisch redeneren’. Het laten ontstaan van pedagogische ‘teacheable moments’ is echter niet altij d even makkelijk voor professionals en de vraag naar concreet han- delingsperspectief onverminderd urgent waar het gaat om gevoelige kwesties zoals bij voorbeeld seksuele integriteit. Bente van Gameren en Elsemiek Schepers wagen zich aan de ‘hoe dan!?- vraag’, want werken aan de preventie van seksueel grensoverschrij dend gedrag is voor veel docenten een pittige opdracht die volgens de auteurs in gezamenlij kheid met het team opgepakt moet worden met een duidelij ke visie op de ontwikkeling van de seksuele integriteit van leerlingen, het voorleven hiervan en het bespreekbaar maken van seksualiteit in de klas.
Weer even terug naar de pedagogische basis waar informele en formele opvoeders een gezamenlijke opvoedverantwoordelij kheid dragen. Gerrit Breeuwsma schrijft in zij n artikel dat professionele opvoedingsdeskundigen graag de uitspraak ‘It takes a village to raise a child’ aanhalen, om te benadrukken dat ouders in de opvoeding van hun kinderen de steun van hun omgeving nodig hebben. Maar wat is daarin de rol van de opvoedingsdeskundige zelf? En Jannet van der Hoek wij st ons in deze PiP op een onderbelichte groep in de pedagogische basis. In haar onderzoek naar sibling care concludeert zij dat broers en zussen beter betrokken kunnen worden bij zorgvragen en onderwij sactiviteiten.
Tij dens het lezen van deze PiP besef ik weer dat het misschien niet gaat om de meest concrete handelings- perspectieven vertaald vanuit theorie, maar om een continue zoektocht in praktij ksituaties samen met opvoeders en samen met kinderen. Ik mag me nu een klein jaartje redactielid noemen en zie hoe ingewikkeld, maar ook hoe waardevol het is om de pedagogiek écht in de praktijk te plaatsen.
Maartje van Dijken