Pedagogiek
in praktijk

Van deze kinderen ga je houden

Auteur: Anja Vink
Door: Martijn van Schaik

 

Anja Vink wilde met haar boek Van deze kinderen ga je houden laten zien hoe het eraan toe gaat op een vmbo-school in een grote stad. Terecht, want waarschijnlijk zijn er inderdaad weinig mensen die dat weten. Hoewel er veel over het vmbo wordt geschreven, komt dat niet vaak van binnenuit. Bovendien wordt er, in ieder geval op internet, nog altijd meer geschreven over havo en vwo.
Een zoekopdracht via Google levert met de zoekterm vmbo 1080 miljoen hits op, voor havo is dat 2530 miljoen en voor het vwo 2610 miljoen. Over het schooltype waar de meeste twaalf- tot zestienjarigen onderwijs krijgen wordt dus het minst geschreven. Een mogelijke verklaring is dat het vmbo ook het jongst is, toch is het nagenoeg even oud als het wereldwijde web. Misschien ligt het aan het feit dat het grootste deel van de (op internet) schrijvende elite het vmbo niet uit eigen ervaring kent. Hoe dan ook, volkomen terecht dus dat Vink als journalist van binnenuit verslag doet over een vmbo-school.

De school is de Gijsbert Karel van Hogendorp (GKH) in Rotterdam Delfshaven, een vmbo voor economie en ICT. Hoewel Vink in eerste instantie een vmbo zoekt waar het goed gaat omdat ze een positief verhaal wil vertellen, komt ze op de GKH terecht, die tijdens het schooljaar 2011-2012 tegen een aantal problemen oploopt.
De jaren ervoor is de GKH een voorbeeldschool die hoog scoort in de lijstjes van Elsevier en Trouw en die een aanpak kent die door andere scholen gevolgd wordt. Sinds 2011 worstelt de school echter met leegloop, een geval van examenfraude en bestuurlijke perikelen. Tot overmaat van ramp krijgt zij het predikaat ‘zwak’ voor de gemengde leerweg. In dat schooljaar komt Anja Vink in de brugklas van Vincent van der Pas.
Ze zit een jaar lang achter in het lokaal en observeert de dagelijkse gang van zaken, maar ook de bijzondere gebeurtenissen. Vink ervaart wat velen zullen kunnen beamen: de leerlingen op vmbo’s kunnen je hart stelen. Velen hebben ingewikkelde problemen, anderen zijn lastig te hanteren op school of in de groep.
Maar vaak zijn ze open, heerlijk direct en is een beetje oprechte aandacht van een volwassene genoeg om de gespeelde stoerheid te doorbreken. In het boek ervaart de lezer dat ook allemaal. Je gaat inderdaad van de kinderen in klas 1D houden. Niet alleen van de kinderen trouwens. Ook de betrokkenheid van Vincent en al zijn collega’s doen de harten van de meeste pedagogen (inclusief ouders) sneller kloppen.
Je zou willen dat alle leerlingen met vergelijkbare passie, aandacht en liefde voorbereid worden op hun rol in de maatschappij. In Van deze kinderen ga je houden wordt de lezer meegenomen in een schooljaar, verdeeld over de zes periodes tussen de vakanties. Voor iedereen in het onderwijs is dat een herkenbaar patroon van typische werkzaamheden en spanningen. Van het opbouwen van een relatie met de leerlingen in de periode voor de herfstvakantie tot de rapportgesprekken rond de meivakantie. Gedurende het verhaal zie je de leerlingen zich ontwikkelen van achtstegroepers tot volwaardige leden van de GKH-gemeenschap, met alles dat daarbij hoort zoals onzekerheid, opstandigheid, vriendschappen, ruzies, groepsgedrag (positief en negatief), schaamte en trots.

Het leven buiten de school komt nadrukkelijk ook binnen in het klaslokaal waar Vink bivakkeerde.
Vincent negeert een moord in de buurt niet of leerlingen die benaderd worden om geldezel te zijn, maar gebruikt het om de kinderen weerbaar te maken. Het is duidelijk merkbaar dat hij van oorsprong een basisschoolleerkracht is. Hij balanceert voortdurend tussen opvoeden en onderwijzen.
Als zogenaamde kerndocent doceert hij 1D bijna alle vakken, dus brengen de leerlingen op school de meeste tijd met hem door. Het is een manier van de GKH om de structuur die de kinderen kennen van de basisschool nog even voort te zetten in het voortgezet onderwijs. Veel andere vmbo’s hebben dit voorbeeld gevolgd.
Het is ook de reden dat leraren met een pabo-achtergrond gewild zijn in het vmbo. Zij bezitten doorgaans wat meer algemeen pedagogische en didactische vaardigheden dan de tweede- en eerstegraads leraren, die in slechts één schoolvak zijn opgeleid.

Behalve het wel en wee in klas 1D laat Anja Vink ook de worsteling van de school zelf zien. Door de beleidsdruk op goede examenscores, het risico van nog een slecht oordeel van de inspectie en een minder grote instroom van leerlingen, moeten de leraren op de GKH zich soms met zaken bezighouden die afleiden van wat zij zien als hun kerntaak: de leerlingen op een pedagogisch veilige manier voorbereiden op hun toekomst.
De directeur zegt dat als volgt: ‘We kunnen ze ook allemaal basisberoeps laten doen, zoals hun basisschooladvies aangeeft, en dan met mooie cijfers gaan zwaaien. Of de kinderen die mavo aankunnen lekker op school houden.
Of de zwakke leerlingen geen examen laten doen, zoals andere scholen ook doen. Maar daar help je deze kinderen niet mee. En ik doe het voor de kinderen en niet voor dat plusje van de Inspectie van Onderwijs.’ Vink ontving voor dit boek de Nationale Prijs voor Onderwijsjournalistiek. Het vmbo verdient meer van dit soort publicaties waarin de schoolpraktijk, het leven van de leerlingen en het overheidsbeleid samenkomen. Wie weet vinden dan alle goede onderwijspedagogische praktijken die in het vmbo ontwikkeld zijn ook hun weg naar het havo en vwo.

Anja Vink (2013). Van deze kinderen ga je houden. Een schooljaar in klas 1D van een vmbo. Amsterdam: Atlas Contact.



Naar homepage