Pedagogiek
in praktijk

De mulo. De carrièreschool voor het gewone volk

Auteur: Wim Daniëls
Door: Willem Koops

Wim Daniëls schreef een verdienstelijk boek over de geschiedenis van de mulo. Zijn boek maakt glashelder dat de mulo of ulo van onschatbare emancipatoire betekenis is geweest. De ondertitel van zijn boek De MULO is dan ook terecht: De carrièreschool voor het ‘gewone’ volk. Als dorpsjongen en boerenzoon werd ik naar de ulo gestuurd, omdat ik ‘goed kon leren’ en ongeschikt was voor het boerenbestaan, voornamelijk omdat ik niet van koeien hield. Het ulo-diploma gaf toegang tot de kweekschool en het kweekschooldiploma gaf mij toegang tot de universiteit, waar ik psychologie studeerde, medewerker werd en de laatste 39 jaar als hoogleraar werkte. In deze tijd zou ik met een toereikende Citoscore gewoon naar het vwo (bij voorkeur het gymnasium) gestuurd zijn, als ik althans niet afhankelijk was geweest van een subjectief oordeel van een moderne leraar, die zich van Cito’s niets aantrekt en gewoon weer het milieu zwaarder laat wegen.

Mulo staat voor ‘meer uitgebreid lager onderwijs’ en startte in 1857. Aanvankelijk sprak men dan ook van ‘het’ M.U.L.O., met afkortingspunten en hoofdletters. Maar de benaming eindigde als een gewoon woord met het lidwoord ‘de’: de mulo. Daarnaast werd ook de afkorting ulo gebruikt, waarmee een verkorte mulo-opleiding werd aangeduid. In 1920 werden beide schooltypen gelijkgeschakeld en werd ‘ulo’ de officiële aanduiding. Maar in het algemeen bleef men spreken van ‘mulo’ en sterker nog, op veel diploma’s van uloscholen stond pontificaal ‘mulodiploma’.

Vanwege de start van de hbs, de hogere burgerschool, in 1878, werd de muloschool door de overheid geschrapt vanwege de mogelijkheid om behalve de vijfjarige hbs een driejarige hbs-opleiding te volgen, die veel leek op die van de mulo. Maar wat de overheid ook verzon, de mulo bleef onofficieel gewoon bestaan. De gebouwen bleven bestaan, de leerlingen bleven komen, mulo-organisaties gingen vanaf 1907 mulo-examens afnemen en werkgevers namen graag jongeren met een mulodiploma in dienst. Daniëls concludeert: ‘Er is in de geschiedenis van het onderwijs werkelijk geen beter voorbeeld te vinden van een schooltype dat zich glorierijk in stand heeft gehouden ondanks de tegenwerking ervan door de overheid.’ (blz. 9)

De mulo heeft kinderen van middenstanders en arbeiders kansen geboden om te stijgen op de maatschappelijke ladder. En voor meisjes heeft de mulo bovendien een sterke emancipatoire betekenis gehad. Diezelfde emanciperende kracht had de mulo ook in de voormalige koloniën. Na de invoering van de Mammoetwet werd de mulo afgeschaft en vervangen door de mavo. Die mavo heeft niet in het minst de allure van de mulo. Het aantal vakken dat op de mavo wordt onderwezen, omvat de helft van die van de mulo. In mijn tijd (1956-1960) waren er op de ulo twaalf vakken. Ik weet dat zo goed omdat ik vanwege luiheid lage cijfers haalde, waarna mijn oudere zus mij stimuleerde door mij voor elke 8 op mijn rapport twee kwartjes te beloven. Ik had op het volgende rapport twaalf achten, waardoor mijn zus de bodem van haar spaarpot zag. Overigens had ik ook één onvoldoende (voor ‘gedrag’; ik was blijkbaar vrij onhanteerbaar). Ook kon je naast die twaalf inhoudelijke vakken een middenstandsdiploma en een typdiploma behalen. Het eerste was destijds vereist om een eigen bedrijf te mogen starten en het tweede was nodig voor kantoorwerk. Zoals werkgevers nog in 1970 in advertenties expliciet vroegen om een ‘pienter-pittig-mulo-meisje’ (geciteerd uit een van de voorbeeldadvertenties die Daniëls in zijn boek afdrukte) kan nu niet verwacht worden dat men een mavo-meisje werft. Die mavo van nu heeft geen enkele emanciperende werking, eerder het tegendeel.

Die emanciperende werking kan men aflezen aan het cijfermateriaal dat Daniëls geeft: in 1907 waren er 29 kandidaten voor het mulo-examen, in 1968 was dat aantal opgelopen tot 54.000. Het duurde een tijd voordat meisjes de weg naar de mulo vonden, maar in 1936 waren er 93.683 leerlingen op de mulo, waarvan 42.651 meisjes, ofwel 45 procent. Van die emanciperende werking was zelfs in voormalig Nederlands-Indië sprake: het aantal Europese leerlingen groeide tussen 1915 en 1940 van 643 naar 3643, het aantal ‘Indische’ leerlingen van 315 naar 9137. De mulo heeft aldus bijgedragen aan het doorbreken van het standenonderwijs in Nederlands-Indië.

Daniëls heeft met zijn goed geschreven boek een boeiende bijdrage geleverd aan de passende waardering van het mulo-onderwijs. Het boek is rijk voorzien van wetenswaardigheden over de geschiedenis van het onderwijs in ons land en de plaats daarbinnen van het unieke mulo-onderwijs, en bevat veel lezenswaardige ervaringen van (oud-)muloleerlingen. Mulo-onderwijs emancipeerde middenstands- en arbeiderskinderen, emancipeerde meisjes en droeg in de koloniën bij tot het doorbreken van het standenonderwijs. Het is te verleidelijk om niet een beetje cynisch te eindigen: sinds de Mammoetwet emancipeert eigenlijk alleen nog het hoger onderwijs. Dat was voor psycholoog Piet Vroon indertijd de reden om de universiteit aan te duiden als zulo, zeer uitgebreid lager onderwijs (zie Wikipedia-Piet Vroon). Hoewel Vroon daarmee het zich ontwikkelende niveau van het universitair onderwijs-voor-velen wilde desavoueren, drukte hij er (waarschijnlijk onbedoeld) ook mee uit dat de mulo eerder de belangrijkste rol van emanciperend onderwijs vervulde.

Wim Daniëls (2018). De MULO. De carrièreschool voor het ‘gewone’ volk. Amsterdam: Prometheus. ISBN 9789044637113; 192 pagina’s; € 21,99.



Naar homepage