Pedagogiek
in praktijk

Interview: Bert van Oers

Aanleiding voor het gesprek was de viering van 25 jaar Basisontwikkeling, de aanpak in de onderbouw die werd geïnspireerd door de Russische leerpsychologie. Desgevraagd wil prof. Bert van Oers ook zijn mening wel geven over de iPad-school en de Amsterdamse plannen met de voorschool.

‘OGO-leerlingen zijn gemotiveerder en hebben meer zelfvertrouwen’

door Bas Levering

Er staat een nieuw initiatief binnen het basisonderwijs op stapel. Je hebt vast wel iets te melden over de iPad-school.
Op zich zelf is het helemaal niets nieuws. Ik vind het hele verhaal iets hebben van de groenteboer die aan de fietsenmaker vertelt hoe hij het moet doen. Maurice de Hond heeft natuurlijk van onderwijs, ontwikkeling en leren helemaal geen verstand. Hij is lyrisch van alles wat digitaal is. Dat hij daarmee de markt opgaat, kan ik me voorstellen en dat hij er allerlei visioenen bij krijgt, kan ik ook nog wel volgen. Maar of het echt iets voorstelt, weten we natuurlijk pas als we er onderzoek naar hebben gedaan. Hij staat dus in drijfzand.

Maar nu even vanuit de geschiedenis. Er is altijd een enorme weerstand tegen vernieuwing. Socrates vond boeken maar niks, want die tasten het geheugen aan. Ook de invoering van het schoolbord stuitte op weerstanden. De leerlingen zagen voor zich staan wat ze nu juist moesten verbeelden. Dat is honderd jaar terug. Laten we die fouten niet herhalen en zeggen: Die iPads willen we niet, want de kinderen interacteren niet met elkaar. En daar zit volgens mij het geheim dat Maurice de Hond niet kan ontsluieren door zijn gebrek aan pedagogisch inzicht. Het gaat natuurlijk niet om die iPad als zodanig, net zoals het niet om het boek en het schoolbord ging, het gaat om de manieren waarop je die middelen gebruikt. Maar als je die nieuwe ontwikkelingen kunt laten aansluiten bij de behoeften van de kinderen zelf en ook nog betrekt op vragen die cultureel interessant zijn, dan denk ik dat het hier om een cultureel hulpmiddel gaat dat zeker nuttige effecten kan hebben op het denken van de leerlingen en op de manieren waarop ze met elkaar omgaan. Maar we moeten er wel voor zorgen dat het een onderdeel wordt van de interactie tussen de leerlingen onderling, de interactie tussen de leerlingen en de leerkracht en met de omringende cultuur.
Het gaat om een middel waarvan we ons vijftig jaar geleden geen voorstelling konden maken. Vijftig jaar geleden lazen kinderen op een lagere school amper een krant. Die kwamen niet verder dan hun gezin en de schoolmuren. Nu zeilen kinderen de hele wereld over, maar dat is natuurlijk alleen maar interessant als je het functioneel kunt maken. Maar van die didactiek heeft De Hond geen kaas gegeten en die kan hij echt niet met de iPad invullen. De Hond is een bevlogen man, maar hij heeft geen argumenten. Het verhaal van Manfred Spitzer over digitale dementie doet hij af met de woorden dat dat een man uit het verleden is. Niet echt een sterk inhoudelijk argument.

Laten we maar even teruggaan naar het verleden. Er is 25 jaar Basisontwikkeling te vieren. Hoe is het eigenlijk begonnen?
We zijn al decennia bezig met de vernieuwing van de beginjaren van het basisonderwijs, groep 1 tot en met 4, de vier- tot achtjarigen. Het is bijzonder om daar nu op terug te kijken. In de jaren na de invoering van de basisschool in 1985 is er van alles gebeurd. Een aantal mensen was er beducht voor dat die onderbouw sterk zou gaan lijken op de leerschool zoals we die tot dan toe hadden gekend, met zijn centrale instructie en zijn volgende kinderen. Het is eigenlijk dezelfde discussie als die nu over de voorschool is losgebrand. Frea Janssen-Vos maakte zich daar zeer ongerust over en ze heeft toen geprobeerd iets beters op te zetten. Ze kreeg daar binnen het APS (Algemeen Pedagogisch Studiecentrum) de ruimte voor. Ze is in die tijd ook op het spoor van mijn publicaties gekomen en toen is er een vruchtbare samenwerking ontstaan. De kracht zit juist in de samenwerking, zo ook die met Bea Pompert en Niko Fijma. Het ging dus om het vernieuwen van het basisonderwijs op een zodanige manier dat je recht kunt doen aan zowel het culturele belang van de samenleving als het persoonlijke belang van de kinderen. Je wilt de kinderen niet met van alles en nog wat opzadelen of ze het maar zelf laten uitzoeken, maar culturele verworvenheden juist laten aansluiten bij de vragen, interesses en mogelijkheden van de kinderen zelf.

Nu kwam jij vanuit een zeer specifieke traditie het project binnen.
Van Parreren begon in 1974, toen ik mijn kandidaats haalde, een afstudeerrichting Onderwijsproceskunde. Het is Jacques Carpay geweest die inzag dat Van Parreren met zijn handelingstheorie van het leren een beetje vast was komen te zitten. Als je onder leren een kwalitatieve ontwikkeling van handelingen verstaat, moet je toch kunnen aangeven op grond waarvan die handelingen zich ontwikkelen. Carpay, die slavist was, wees Van Parreren toen op het werk van Gal’perin, die de parameters benoemde waarop handelingen zich kunnen ontwikkelen. Het is heel merkwaardig gegaan. Wij hebben de cultuurhistorische theorie via Gal’perin leren kennen en pas in latere instantie zijn we bij Vygotskij terechtgekomen. Ik zat dus bij de eerste lichting studenten van de nieuwe afstudeerrichting Onderwijsproceskunde en Van Parreren spande zich in om ons op de lijn van de handelingspsychologie te brengen. Daar hoorde de aansporing bij om Russisch te leren opdat we die oorspronkelijke teksten zouden kunnen gaan lezen. Ik ben dat toen gaan doen. Toen kon je ook nog studeren zonder dat er voortdurend iemand in je nek zat te hijgen met de vraag of je nog niet klaar was. Ik ben er tot op de dag van vandaag blij mee dat ik dat gedaan heb, want dat betekent onder andere dat ik in staat ben om verkeerde vertalingen te ontmaskeren. Het komt nogal eens voor dat de tekst eerder weergeeft wat de vertaler wilde lezen dan wat er werkelijk staat. In mijn proefschrift heb ik daar dankbaar gebruik van gemaakt. Het is eigenlijk een uitwerking van en een kritiek op de theorie van Davydov. Ik heb er nooit zo veel voor gevoeld om me te beperken tot het nabauwen van wat Vygotskij allemaal gezegd heeft. We moeten zijn theorie juist uitbouwen. Als je de cultuurhistorische theorie serieus neemt, zal het duidelijk zijn dat er een heleboel zaken zijn die vandaag de dag relevant zijn maar waar Vygotskij onmogelijk iets over gezegd kan hebben.

Lees het volledige interview in PiP 75. Klik hier om een abonnement af te sluiten.



Naar homepage