Filosoferen met kinderen komt steeds meer op de basisschool voor. Steeds meer scholen maken wekelijks in het rooster een half uur tot drie kwartier vrij voor een filosofisch gesprek. De stoelen worden in een kring gezet, de leerkracht leest een verhaal voor waarin een filosofisch thema ‘verstopt’ zit en vervolgens doordenken de kinderen onder haar leiding het thema. In plaats van kennis over te dragen treedt ze als gespreksleider op: ze vraagt door, vat samen en trekt conclusies.
Filosoferen met kinderen is uit de Verenigde Staten over komen waaien. De Noord-Amerikaanse filosoof Matthew Lipman begon ermee. Vanuit de VS verspreide het zich over Europa. Inmiddels wordt bijna in alle West- en Oost-Europese landen met kinderen gefilosofeerd. Filosoferen met kinderen kreeg in ons land een push toen in 1994 de SLO-map Filosoferen op de basisschool verscheen. Aan die map werkte onder andere Berrie Heesen mee. Hij werd de grote promotor van het filosoferen met kinderen in ons land. Niet alleen gaf hij leiding aan het Centrum voor Kinderfilosofie, hij schreef ook verschillende praktijkboeken waarmee in de klas kon worden gewerkt. Heesen overleed in 2002. Zijn werk aan het Centrum werd door Rob Bartels en Marja van Rossum overgenomen. Bartels schreef in 2007 Kinderen leren filosoferen (uitgegeven door Agiel). In dit boek introduceert hij een praktijktheorie van het filosoferen met kinderen. Het is gebaseerd op de ervaringen van een groep mensen die in ons land al jaren met kinderen filosoferen. Filosoferen doe je zo. Leidraad voor de basisschool dat Bartels samen met Marja van Rossum schreef is meer een praktijkboek. Het geeft een groot aantal filosofieactiviteiten voor zowel de onder- als de bovenbouw van de basisschool.
Filosoferen doe je zo zet de traditie die met de SLO-map begonnen is en door Heesen verder is uitgewekt voort. Maar systematischer, doelgerichter ook. Het boek bestaat uit twee delen: een deel voor de eerste vier groepen van de basisschool en een tweede deel voor de laatste vier groepen. Elk deel is weer in twee subdelen onderverdeeld: deel 1 richt zich op de groepen 1/ 2 en 3/4; deel 2 op de groepen 5/6 en 7/8. De filosofieactiviteiten voor groep 1/ 2 richten zich vooral op het leren stellen van vragen, voor 3/4 op het voeren van een dialoog, voor 5/6 op het redeneren en argumenteren en ten slotte voor 7/ 8 op thema’s die kenmerkend zijn voor de democratie, tolerantie bijvoorbeeld. Bartels en Van Rossum zien het filosoferen namelijk in het licht van de democratie. Een democratie bestaat bij de gratie van verschillen en het voeren van een dialoog waarin die verschillen tot hun recht kunnen komen. En precies dat gebeurt als men filosofeert. Voor Bartels en Van Rossum is filosoferen dan ook een vorm van burgerschapvorming. Het leren vragen stellen, het voeren van een dialoog, het redeneren en argumenteren mondt niet voor niets in thema’s uit die met democratisch burgerschap te maken hebben.
Filosoferen doe je zo bestaat uit zestig uitgewerkte filosofieactiviteiten. Het bevat daarnaast twee dvd’s waarop werkbladen staan, muziekfragmenten en animatiefilmpjes. Die kunnen bij de activiteiten gebruikt worden, soms als start (een animatiefilmpje bijvoorbeeld, maar ook bepaalde werkbladen zijn daarvoor bedoeld), soms als afsluiting (een werkblad). De activiteiten die in het boek beschreven worden zijn eerder op een groot aantal scholen uitgevoerd. Veertig leerkrachten zijn erbij betrokken geweest. De ervaring die daarmee is opgedaan, zijn in het boek terug te vinden.
Het boek beschrijft elke activiteit steeds op eenzelfde manier. Eerst worden er opmerkingen van kinderen genoemd die naar aanleiding van de activiteit gemaakt zijn. Ze geven aan wat de activiteit bij kinderen teweeg kan brengen. Daarna volgt een oriëntatie op het onderwerp, de voorbereiding en de uitwerking. Bij de uitwerking is aandacht voor de start (openingsscenario en startvraag), de verdieping en de afronding. De beschrijvingen geven de leerkracht veel houvast. Vooral voor leerkrachten die nog niet zo veel ervaring hebben met filosoferen kan dat waardevol zijn. Toch zal elke leerkracht de activiteit aan haar groep moeten aanpassen. Niet elke suggestie past bij elke groep. Een leraar voelt dat meestal wel aan. Daarbij komt dat een suggestie niet steeds op eenzelfde manier door een groep wordt opgepakt. In die zin is een voorbereiding nooit precies te voorspellen hoe die ‘uitpakt’. Ikzelf filosofeerde met een combinatiegroep 7/8 over Descartes (activiteit 1 voor de groepen 7 en 8: Zeker weten?). De kinderen vonden het onderwerp razend interessant. Mijn insteek was: Waar kun je zeker van zijn en waarvan niet? Maar uiteindelijk filosofeerden we over spoken. Filosoferen doe je zo is dan ook geen methode in de beperkte zin van het woord. Het is veel meer een bron waaruit elke leraar voor het filosoferen met kinderen kan putten.
Ik ben zeer enthousiast over Filosoferen doe je zo. Niet alleen door de opzet, maar ook door de insteek. Er is in ons land een traditie ontstaat om vooral vanuit verhalen te filosoferen. Dat doe ik zelf ook. Die traditie gaat op Lipman terug. Bartels en Van Rossum geven niet alleen verhalen als start van het filosofisch gesprek, maar ook muziek- en filmfragmenten, denkexperimenten, vragen en problemen. Ze verbreden, kortom, het ervaringsgebied van waaruit gefilosofeerd kan worden. Dat is misschien wel de grootste verdienste van het boek. Met dit boek is de het filosoferen met kinderen in ons land weer een stap verder. Naar ik hoop zal het door alle leraren die in ons land met kinderen filosoferen worden aangeschaft.