De ontmannelijking van de man
Martine Delfos
Voor ouders maakt het verschil of een baby een jongen of een meisje is. Overal ter wereld is de grootste kans vermoord te worden, tijdens de eerste achtenveertig uur van je leven en een belangrijke oorzaak van deze infanticide is de sekse van de baby, vooral meisjes lopen risico (Hrdy, 2000). Zijn jongens en meisjes verschillend? Moeten we daar rekening mee houden in de opvoeding? Of is dat seksistisch?
Het is respectvol, zinnig en noodzakelijk om rekening te houden met sekseverschillen, terwijl we tegelijkertijd niet alles over één kam moeten scheren. Seksespecifieke opvoeding is een gevaarlijk onderwerp, waar meer meningen over bestaan dan grondig wetenschappelijk onderzoek. Ik ga me dan ook op glad ijs begeven en ik vraag een open geest om met mij mee te denken. Om de vraag naar opvoeding te kunnen beantwoorden, zullen we ons eerst moeten buigen over de vraag of mannen en vrouwen verschillend zijn en of ze als zodanig benaderd moeten worden.
Recht op verschil
Laat ik beginnen met een pleidooi voor het recht op verschil. Ongelijkheid wordt jammer genoeg al snel als ongelijkwaardigheid uitgelegd. Het heeft voor onderdrukking van de vrouw gezorgd en dreigt nu voor ontmannelijking van de man te zorgen, nog voordat de vrouw zelfs onder haar onderdrukking uit is. Mijn mening is dat je beter kunt emanciperen mét de biologische stroom mee in plaats van tégen de biologische stroom in.
Verschillen zijn er op alle fronten. Jongens hebben meer stoornissen dan meisjes, van erfelijke ziekten tot gedragsstoornissen (Delfos, 1996). Ze hebben een genetische kwetsbaarheid waardoor ze vaker ziektes krijgen, een kortere levensduur hebben en vaker met stoornissen kampen, van autisme tot pavor nocturnus (nachtelijke paniek). En of het nu komt door socialisatie of door aangeboren verschillen, vast staat dat jongens en mannen hun problemen heel anders uiten dan meisjes en vrouwen. Wanneer jongens een probleem hebben, drukken ze dat vaak uit in gedrag dat hun omgeving lastig vindt. Meisjes daarentegen zijn meestal vooral lastig voor zichzelf. Een van de eerste dingen die een gemiddelde jongen doet als hij met een probleem zit, is actief tot hyperactief worden. Hij kan niet stil blijven zitten als hij iets aan zijn hoofd heeft, hij moet wat gaan doen. Want dat is wat jongens en mannen kunnen: hun innerlijke roerselen in gedrag uitdrukken. Of het nu liefde is door seks te geven, op gevaar reageren door te handelen, of bij een probleem rooksignalen af te geven in de vorm van lastig gedrag, een jongen laat, soms luidruchtig, weten dat er wat aan de hand is.
In plaats van hun gedrag als een gezonde uiting van een ongezonde situatie te zien, willen we het lastige gedrag van jongens stoppen en benoemen we het als ongezond. Natuurlijk wil ik niet zeggen dat lastig gedrag getolereerd zou moeten worden, het is volslagen juist om lastig gedrag een halt toe te roepen en het kind een grens te bieden. We moeten ons er echter wel van bewust zijn, dat dit slechts het begin is, er moet ook iets aan de oorzaak van het lastige gedrag gedaan worden.
Verschillen tussen mannen en vrouwen
Voordat we dieper op jongens en meisjes ingaan, bekijken we eerst verschillen die er gemiddeld (!) tussen mannen en vrouwen bestaan. Hoewel we het steeds makkelijker vinden om te accepteren dat er biologische verschillen zijn tussen mannen en vrouwen, kost het ons nog steeds moeite. Nu is het ook zo dat de verschillen sinds het ontstaan van de mens nog nooit zo klein zijn geweest. Als je kijkt naar de ontwikkeling van de mens in evolutionaire zin, blijkt dat de eigenschappen van de man die belangrijk zijn voor het overleven van de soort, steeds minder belangrijk worden. Er staat niet meer een echte beer op de weg, het voedsel hoeft niet meer door de jacht gewonnen te worden. De overheid heeft de veiligheid van de burger overgenomen. De taak van de vrouw in de overleving van de soort is niet fundamenteel veranderd, maar haar rol is iets minder belangrijk geworden en kan met anderen gedeeld worden. Het belang van de verschillen tussen mannen en vrouwen is afgenomen.
Al aan de buitenkant is de afname van verschillen tussen mannen en vrouwen duidelijk. Bij de eerste mens schijnt het verschil in lengte tussen mannen en vrouwen spectaculair te zijn geweest. De lengte van de vrouw is enorm toegenomen, de man is veel minder gegroeid. Het verschil in lengte van mannen en vrouwen neemt nog steeds af en is inmiddels bijna verwaarloosbaar. Dit komt onder andere door hormonen. Het is dan ook absoluut niet verbazingwekkend dat de vrouw haar 'mannetje' wil staan, maar ook kán staan. Toch zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen beslist niet weggevaagd. Ze bepalen nog steeds veel van hun functioneren. De verschillen zijn ook nog steeds noodzakelijk.
Opvoeden met de biologische stroom méé in plaats van tegen de biologische stroom in.
Een vrouw moet in principe een ander wezen op de wereld kunnen zetten en het is dus evolutionair noodzakelijk dat zij zich kan verplaatsen in een ander. Zij is de eerst aangewezene om voor het 'jong' te zorgen en haar lichaam is daarvoor uitgerust; als het kind huilt, schiet de melk toeHaar hersenen worden daartoe gevormd. Wanneer zij voor het kind zorgt, kan zij niet tegelijk het nest beschermen. Het menselijk jong moet zeer langdurig verzorgd worden en het is daarom noodzakelijk dat de man in staat is het nest te beschermen. Maar als je wilt beschermen, moet je ook agressief kunnen zijn. En om agressief te kunnen zijn, moet je je niet teveel verplaatsen in een ander, want je kan een klap niet goed uitdelen als je kan voelen hoe hij aankomt. Een gebrek aan inlevingsvermogen is evolutionair voor de man noodzakelijk. Agressie neemt bij de man af als hij tekenen van pijn bij zijn tegenstander ziet. Op het moment dat er iets anders van een mens gevraagd wordt, reageert de natuur daar ook op. Een man wiens vrouw zwanger is, produceert meer 'zorghormonen' waardoor hij meer ingesteld raakt om voor de zwangere vrouw te zorgen (Storey, 2000).
Rigiditeit en manipulatie
Als we ons het basale verschil in functie van man en vrouw realiseren, kunnen we ons respectvoller naar de menselijke verschillen opstellen en er niet zomaar vanuit gaan dat we de evolutie het hoofd kunnen bieden of er vrijblijvend overheen kunnen lopen. Tegelijk moeten we niet seksistisch worden en de overeenkomsten tussen mannen en vrouwen verwaarlozen. Het betekent niet dat vrouwen maar moeten gaan verzorgen en mannen de wereld in moeten trekken, maar het betekent wel dat man en vrouw verschillende neigingen hebben die hun keuzes beïnvloeden, verschillende kwaliteiten en zwakheden die gerespecteerd moeten worden. Rekening houden met verschillen betekent dat er gebruik gemaakt wordt van elkaars kwaliteiten en hulp geboden wordt bij elkaars zwakheden.
Vrouwen kunnen zich in het algemeen veel beter dan mannen inleven in anderen, maar dat betekent ook dat ze de ander beter kunnen bespelen en manipuleren, verfijnd kunnen liegen en bedriegen. Mannen zijn meer rigide, ze kunnen zich niet goed verplaatsen in een ander, kunnen zich door die rigiditeit langdurig op een onderwerp concentreren en zijn in het algemeen meer direct en 'recht voor z'n raap'.
Emoties zijn belangrijk voor menselijk gedrag en mannen en vrouwen verschillen vaak sterk in hun uitdrukking van emoties. Hormonen spelen daarbij een grote rol. Vrouwen hebben een drukke hormonale huishouding die een ovulatie, een menstruatie tot en met een bevalling en borstvoeding mogelijk moeten maken. Het zorgt voor pieken en dalen. Hun hormonale gesteldheid maakt ze vatbaarder voor stemmingswisselingen (Moffaert en Finoulst, 2001).
Reactie op gevaar
Hoe mensen omgaan met een emotie als angst is een duidelijk voorbeeld van hoe mannen en vrouwen verschillen. Mannen hebben de neiging te handelen bij gevaar en stress (fight-or-flight-respons). Vrouwen hebben veel meer de neiging niet te handelen en een ander in te schakelen voor hulp (Delfos, 2000). Ze willen liever zorgen voor naasten en het nest en praten met vertrouwde mensen (tend-and-befriend) (Taylor et al, 2001). Vrouwen willen graag praten, mannen willen liever een lichamelijke activiteit ondernemen.
Dit verschil in reactie op gevaar, op stress, kan mannen en vrouwen enorm uit elkaar drijven. Een schrijnend voorbeeld daarvan is de reactie op de dood van een kind. De langste en meest pijnlijke rouw die de mens kent, omdat de natuurlijke orde zo radicaal wordt omgegooid. Deze gebeurtenis zet een grote druk op de huwelijksrelatie. Zestig procent van de huwelijken wordt na de dood van een kind verbroken. Na een dergelijk ingrijpend verlies hebben mannen de neiging om zich op hun werk te storten. Je zou zelfs kunnen zeggen hoe succesvoller zijn werk, des te groter zijn verdriet. Vrouwen verwijten hen vaak dat ze alleen maar aan hun werk denken en geen gevoel hebben voor het kind dat ze verloren hebben of voor haar verdriet. Vrouwen richten zich op hun gezin, op hun overleden kind. Door erover te blijven praten houden zij het kind emotioneel vast en proberen zij hun gevoelens van verdriet op te lossen.
Er zijn echter twéé oplossingen niet één, zoals vrouwen vaak beweren. Vrouwen zien het harde werken niet als een oplossing, maar als een vlucht van de man voor zijn problemen. Jammer. Ze zouden van elkaar kunnen leren. De vrouw kan de man leren om woorden te vinden voor zijn gevoelens en deze zo te kunnen verwerken. De man kan de vrouw leren niet ziek te worden door iets te gaan doen en niet te blijven zitten. Afwisselend elkaars sterke kanten gebruiken, zorgt ervoor dat je een probleem beter het hoofd kan bieden.
Opvoeden, rekening houdend met verschillen
Wat betekent dit nu voor jongens en meisjes en de wijze waarop wij ze opvoeden?
Jongens moeten leren hun activiteitsdrang in banen te leiden. Hun agressieve impulsen zijn minder noodzakelijk dan ze vroeger waren en moeten dus ook meer in constructieve banen geleid worden. Jongens hebben veel in huis om goede leiders te zijn in situaties waar gevaar dreigt en situaties waar een hiërarchische orde noodzakelijk is. Ze missen echter vaak de omvang van inlevingsvermogen van vrouwen en de bereidheid zichzelf weg te cijferen om echt aangename leiders te zijn. Het lastige is dat jongens hun leiderschap in eerste instantie fysiek testen. Jongetjes willen weten wie de sterkste is in de klas. Als dat duidelijk is, komt er wat meer rust voor alle jongens (Biddulph, 1999). Ze kunnen zich vaak verbazend goed neerleggen bij de 'pikorde' die vast is komen te liggen. Een nieuwe jongen in de klas zorgt ervoor dat er als het ware weer opnieuw bekeken moet worden wie fysiek de baas is. Het is de basis van leiderschap om te willen weten hoe de krachtsverhoudingen liggen. Maar als jongetjes het niet mogen uitvechten, hoe komen ze er dan achter? Als we de fysieke agressie minder belangrijk willen laten zijn, dan zullen jongens het op andere eigenschappen moeten uitvechten. In het opgroeien zie je dat ook gebeuren. Andere eigenschappen dan de fysieke worden belangrijker naarmate kinderen ouder worden. De klassenoudste van de brugklas is niet meer degene die het sterkst is, maar iemand die andere leiderskwaliteiten heeft, voor een mening kan opkomen, goed kan praten en de sympathie in plaats van de bewondering of angst heeft van klasgenoten. Onder al deze eigenschappen blijft fysieke kracht echter belangrijk. Als het erop aankomt, in tijden van fysiek gevaar, heeft deze namelijk prioriteit.
Het leiderschap van meisjes is sterker democratisch van aard. Meisjes zouden aangename leiders kunnen zijn. Hun gebrek aan assertiviteit zorgt er echter vaak voor dat ze hun leiderskwaliteiten niet ontwikkelen. Wanneer ze zich binnen de nog zo beperkte emancipatie leidersrollen verwerven, voelen ze zich, of worden ze zelfs, gedwongen dit op een meer 'mannelijke' manier te doen.
In de opvoeding zou het dus zinnig zijn om bij jongens het belang van andere dan fysieke leiderskwaliteiten te stimuleren, zonder de fysieke kwaliteiten weg te cijferen. Tegelijk is het belangrijk dat zij leren dat zij zich ondergeschikt kunnen opstellen, zonder dat dit een falen is. Bij meisjes is het van belang om hun leiderskwaliteiten naar voren te halen en assertiviteit te stimuleren.
Een moeder voor de jongen, een vader voor het meisje
Jongens zijn gemiddeld minder talig op gevoelsmatig gebied. Ze kunnen vaak niet zo goed hun gevoelens onderkennen en deze onder woorden brengen. Dat betekent ook dat ze meestal minder sterk zijn in zelfreflectie, in zelfonderzoek, want daar heb je die eigenschappen voor nodig. Wat betekenen deze kenmerken concreet voor de opvoeding van jongens?
Je moet hun activiteit zien als een manier van uiten, van genieten. Als het actieve en luidruchtige en daarom vaak lastige gedrag van een jongen plotseling toeneemt, in vergelijking met zijn gebruikelijke gedrag, dan kan dat een signaal zijn dat er wat aan de hand is. De jongen in kwestie zal zich dat meestal niet realiseren, laat staan dat hij dit onder woorden kan brengen. Het is dan ook veel verstandiger een jongen te vragen naar acties en gebeurtenissen, dan naar zijn gevoelens en motivaties.
Begin met de gebeurtenissen. Wat heb je allemaal gedaan? Zoek samen met de jongen in de chronologie, het tijdsverloop van het verhaal wat er aan de hand kan zijn. Door middel van de volgorde van gebeurtenissen, zal een jongen er in het algemeen makkelijker achterkomen wat zijn rol is in een bepaalde situatie, dan door middel van het praten over gevoelens (Delfos, 2000).
Een jongen heeft een vrouw nodig om zijn gevoelens te helpen herkennen en deze onder woorden te brengen. Hij heeft zijn moeder nodig om hem te helpen zichzelf, maar ook sociale interactie te begrijpen. Bij kinderen met een autistische stoornis, waaronder beduidend meer jongens dan meisjes, zie je dit beeld versterkt naar voren komen (Delfos, in druk).
Wanneer we spreken over de verschillen tussen mannen en vrouwen zijn we vaak geneigd om bij één onderwerp stil te staan en dan met voorbeelden te komen van vrouwen of mannen die bewijzen dat dit verschil tussen mannen en vrouwen niet opgaat. Vergelijkingen op slechts één aspect lopen mank, het gaat om het hele pakket aan eigenschappen en dan zien we, tenzij er sprake is van een duidelijke afwijkende ontwikkeling zoals bij transseksualiteit, in principe een mannelijk of een vrouwelijk patroon.
Het verschil is er al vanaf het begin en dat heeft gevolgen voor het gedrag. Jongensbaby's kijken langer naar voorwerpen, meisjesbaby's naar mensengezichten. Dit verschil bestaat al voordat opvoeding daar een rol in heeft kunnen spelen.
Meisjes hebben veel kwaliteiten die hen in staat stellen om voor anderen te zorgen. Het is niet voor niets dat er zoveel vrouwen in de directe hulpverlening zitten. Ze missen echter de assertiviteit om te handelen bij gevaar, om op te komen voor hun eigen belangen en de leiding op zich te nemen. Ze kunnen vaak uitstekend hun gevoelens onderkennen en onder woorden brengen, maar voelen zich vaak machteloos om hun ideeën ook ten uitvoer te brengen. Ze missen een hormoon als testosteron (dat mannen standaard negen maal zoveel in hun bloed hebben dan vrouwen) om bij gevaar de nodige handelingen ook daadwerkelijk uit te voeren. Je moet meisjes dus naar hun gevoelens vragen, daar hebben ze houvast aan. Vervolgens kun je hen stimuleren tot handelen, want dat is hun zwakke plek. Een meisje heeft een vader nodig om haar te helpen zich assertief in de maatschappij op te stellen. Omdat meisjes geneigd zijn om te manipuleren en theatraal gedrag te vertonen, is het zinnig om daar in de opvoeding extra aandacht aan te besteden om ervoor te zorgen dat hun kwaliteiten op een gezonde manier kunnen uitgroeien.
Opvoeden vanuit kracht
We moeten niet van jongens meisjes proberen te maken of andersom. Soms lijkt het er in de huidige maatschappij wel op dat mannen geen mannen mogen zijn. De vrouwelijke moraal domineert. Dat komt omdat onze maatschappij erg talig is geworden en volslagen op communicatie is gericht en dat is de sterke kant van vrouwen. Vrouwen geven tegenwoordig vaak de boodschap aan mannen dat ze vooral niet man moeten zijn. Aan de ene kant eisen ze vrouwelijk gedrag -praten en zorgen- aan de andere kant juist mannelijk gedrag, zeker wanneer ze zich in gevaar bevinden.
Waarom zouden we in de opvoeding van meisjes hun sterke kanten, dat wil zeggen zorg en inleven, niet benadrukken? Opvoeden vanuit hun kracht betekent niet dat we hun zwakte moeten negeren. Meisjes hebben vaak meer last van angst en schuldgevoelens en zijn minder assertief. Maar deze kanten zijn zowel psychisch als lichamelijk de andere kant van de medaille. We zouden hen dus kunnen opvoeden weerbaarder te zijn, meer actie te ondernemen bij angst, zonder daarbij voorbij te gaan aan hun neiging tot zorg om de ander en zonder assertiviteit tot dogma te maken. In allochtone culturen wordt gehoorzaamheid als een deugd gezien. Dat kan erg onderdrukkend werken, maar om het helemaal weg te bannen, is kortzichtig.
Waarom zouden we in de opvoeding van jongens hen niet mogen sterken in hun sterke kanten, zoals actiegerichtheid, hun leidersmentaliteit en hun assertiviteit. Jongens vangen signalen van gevaar en angst beter op dan meisjes (Eisenberg et al, 1997). Ze hebben echter vaak minder inlevingsvermogen en vertonen vaker risicovol gedrag. Maar omdat deze kanten de keerzijde zijn van hun kwaliteiten, moeten we ze niet weg willen poetsen. We zouden jongens moeten leren met hun zwakke kanten om te gaan, zodat deze uitgroeien als kwaliteiten en niet tot een agressieve houding verworden.
Op school zijn de verschillen tussen jongens en meisjes al snel zichtbaar. Jongens blijken het op school gemiddeld minder goed te doen dan meisjes. Op school moet je langdurig stilzitten en dat is niet een geschikte leervorm voor jongens. Die willen graag bewegen en als ze dat niet kunnen, worden ze onrustig. Meisjes daarentegen kunnen zich zeer langdurig concentreren op een schooltaak. Het zou verstandig zijn om jongens meer mogelijkheid te bieden binnen het schoolsysteem om te bewegen. Ook is het niet slim om jongens meteen na school huiswerk te laten doen. Ze hebben behoefte uit te razen.
Specifieke aspecten voor de pedagogische hulp
Reeds in de aanleg verschillen jongens en meisjes en de socialisatie sluit daar vaak bij aan. Misschien is het verstandiger te bedenken dat socialisatie wellicht probeert aan te sluiten bij basale structuren. Door de socialisatie kunnen verschillen tussen mannen en vrouwen ten onrechte sterker geaccentueerd worden en talenten kunnen ondergesneeuwd raken, maar de verschillen getuigen niettemin van fundamentele condities.
In de pedagogische hulp bij opvoeding komen veel kinderen terecht die met een aanleg kampen die niet in fysieke kenmerken uitgedrukt wordt. Wat we niet altijd bedenken, is dat veel gedrag aanleggestuurd is en dat het niet uit de lucht komt vallen. Dat wil zeggen dat in de familie, de ouders misschien zelf wel kampen met een aanleg die het geven van een goede opvoeding er niet makkelijker op maakt. Vroeger dachten we dat je autistisch kom worden van een dominante, overbezorgde moeder. Nu weten we dat autisme een chromosomale afwijking is en dus een aanlegprobleem is. Je krijgt van die moeder geen autisme, maar een autistisch kind maakt een moeder wel dominant, symbiotisch en (over)bezorgd.
Het is belangrijk aanleg onder ogen te zien en in de opvoeding, en ook in de pedagogische hulp, daarbij aan te sluiten. Als we naar problematiek kijken, dan blijken jongens en meisjes daar verschillend op te reageren. Of we nu spreken over echtscheiding of over een trauma. Jongens reageren vaak meer daadkrachtig en kunnen tot lastig gedrag komen. Meisjes daarentegen kampen vaak met psychosomatische reacties als buikpijn en hoofdpijn. Jongens reageren meestal meer naar buiten gericht op problemen, externaliserend, agressief; meisjes reageren gemiddeld meer naar binnen gericht, internaliserend, verlegen en angstig.
Als we dit in gedachten houden, zullen we jongens meer kunnen respecteren bij hun problemen. We hebben namelijk de neiging om bij problemen meer aan verdrietig ingetogen gedrag te denken en niet aan lastig gedrag. Jongens zullen dus eerder op hun kop krijgen als ze hun probleem uitdrukken, terwijl een meisje eerder de kans heeft geholpen te worden bij haar angstige en verlegen signalen. Een stil meisje wordt al gauw gevraagd wat er met haar aan de had is, een drukke jongen wordt al gauw gevraagd met zijn lastige gedrag op te houden.
Dr. Martine F. Delfos, psycholoog, PICOWO, maart 2001.
Literatuur
Biddulph, S. (1999). Jongens. Hoe voed je ze op? Waarom ze zo anders zijn en hoe ze opgroeien tot gelukkige en evenwichtige mannen. Rijswijk: Elmar.
Delfos, M.F. (1996). Jongens, de zorgenkindjes van de toekomst. Psychologie, 15, juni, 16-17.
Delfos, M.F. (2000, 3e druk). Kinderen en gedragsproblemen. Angst, agressie, depressie en ADHD. Een biopsychologisch model met richtlijnen voor diagnostiek en behandeling. Lisse: Swets & Zeitlinger.
Delfos, M.F. (in druk). Een vreemde wereld. Over autisme, het syndroom van Asperger en PDD-NOS. Voor ouders, partners, hulpverleners en de mensen zelf. Amsterdam: SWP.
Eisenberg, N.; Murphy, B.C. & Shepard, S. (1997). The Development of Empathic Accuracy. In: Ickes, W. Empathic accuracy. New York/London: Guilford Press, 73-116.
Hrdy, S. Blaffer. (2000). Moederschap. Een natuurlijke geschiedenis. Utrecht: Het Spectrum.
Moffaert, M. van. & Finoulst, M. (2001). Vrouwen, humeuren en hormonen. Antwerpen/Baarn: Houtekiet.
Storey, A. (2000). 'Pregnant' Men. Memorial University, St. John's, Newfoundland, Canada. Internet. http://www.abcnews.go.com/sections/living/DailyNews/pregnant_men000105.html.
Taylor, S.E.; Klein, L.C.; Lewis, B.P.; Gruenewald, T.L.; Gurung, R.A. & Updegraff, J.A. (2000). Biobehavioral Responses to Stress in Females: Tend-and-Befriend, Not Fight-or-Flight. Psychological review, 107 (3), 411-429.