Zijn de eerste jaren van een mens bepalend voor de rest van zijn leven? Is een kind dat voor zijn vierde levensjaar iets ernstigs overkomt voor de rest van zijn leven beschadigd? Als het aan vooraanstaande Nederlandse psychiaters ligt is dat allemaal zo duidelijk niet. Ze spraken elkaar althans flink tegen in de documentaireserie Kijken in de ziel die deze zomer door de RVU werd uitgezonden. Een kinderbrein kan voor het vierde levensjaar gemakkelijk verpest worden riep Bram Bakker. Maar er zijn kinderen met een concentratiekampverleden die tot tamelijk normale volwassenen uitgroeien, zei René Kahn. Onze karakterontwikkeling ligt voor een groot deel vast in onze genen, beweerde Jules Tielens. Wat voor indruk moet de leek van de psychiatrie als wetenschappelijke discipline hebben als men het over kernvragen als de betekenis van de vroege kinderjaren voor de rest van het leven al niet eens is? Heeft zo’n vak dan nog wel enige grond om op te staan?
Voor Paolo Giordano, de schrijver van de bestseller De eenzaamheid van de priemgetallen, is het geen vraag of de vroege kinderjaren van invloed zijn op de rest van het leven. In heel veel romans is dat gegeven uitgangspunt, Giordano’s hele boek is erop gebouwd. Alice Della Rocca en Mattia Balossiano maken beiden in hun jongste jaren iets verschrikkelijks mee. De eerste hoofdstukken van het boek zijn uitdrukkelijk aan de meer dan valse starts van die twee afzonderlijke levens gewijd. Dat Alice anorexia nervosa ontwikkelt en Mattia gaat automutuleren wordt niet rechtstreeks met die achtergrond verbonden, maar kan er toch moeilijk van worden losgezien. Hun beider levens worden op een wonderlijke manier met elkaar verbonden. Ze worden als jonge adolescenten op een feestje aan elkaar gekoppeld, maar passen volstrekt niet bij elkaar. Het beeld van de tweelingpriemgetallen is een prachtig beeld. Priemgetallen hebben geen enkele relatie met andere getallen. Ze zijn alleen deelbaar door 1 en door zichzelf. Tweelingpriemgetallen zijn priemgetallen die om de kortst denkbare afstand van elkaar staan, zoals 11 en 13 of 17 en 19. Ze worden slechts gescheiden door één enkel even getal.
Alice en Mattia zijn volkomen contactgestoord. Dat wordt vooral duidelijk als de arts Fabio in Alices leven komt. Hij kan alles wat Mattia niet kan. Juist als het tussen Alice en Mattia met hangen en wurgen iets lijkt te gaan worden, komt de soepele Fabio tussenbeiden. De levens van Alice en Mattia gaan uiteen, maar zij zijn mensen die op een heel bijzondere manier niet mét, maar ook niet zonder elkaar kunnen. Als Mattia voor een promotiestudie naar het buitenland vertrekt, lijkt het erop dat hun levens voor goed uiteen gaan.
De persoonlijke verledens spelen in de roman van Giordano hoe dan ook een belangrijke rol. De manier waarop Alice verhaal haalt bij Viola, voor wat zij haar vroeger op school heeft aangedaan, is wat dat betreft wel erg overtuigend. Alice bederft de bruiloft van Viola volkomen, door als fotografe de fotoreportage volkomen in het honderd te laten lopen. Nee de vader van de psychiatrie, Sigmund Freud, is in de prachtig vertaalde roman nooit ver weg. Maar hij is ook weer niet allesbepalend voor het verhaal. Want aan het einde van het boek besluit Alice nu juist Mattia niet onnodig met zij verleden te confronteren. Ze had het leven dat hij net een beetje op orde had gemakkelijk kunnen ruineren, maar ze doet het niet.
Coen Verbraak, die de interviews met al die psychiaters in de serie Kijken in de ziel doet, krijgt van René Kahn te horen, dat het bij de vraag naar de betekenis van de vroege kinderjaren volgens hem om een typische lekenvraag gaat. Binnen de psychiatrie zijn er niet zomaar verschillen van opvatting over deelonderwerpen, er bestaan fundamentele verschillen over het vak als geheel. Volgens Kahn gaat het in de psychiatrie niet om alledaagse levensvragen en emoties, maar nadrukkelijk om gestoorde levens.
Hoe zou het komen dat De eenzaamheid van de priemgetallen dat over gestoorde levens gaat, zo’n hoge oplage heeft bereikt? Dat Giordani kan schrijven heb je na een paar pagina’s al begrepen. De beeldende taal die hij gebruikt om het doen en laten van de figuren die in zijn boek optreden te beschrijven is bijzonder origineel. De wiskundige blik waarmee hij Mattia de wereld in laat kijken is heel scherp weergegeven. Maar zulke zaken kunnen het succes natuurlijk toch niet verklaren. Misschien komt het vooral omdat hij er zijn lezers van weet te overtuigen dat de gekte meer met het gewone leven te maken heeft dan sommige psychiaters ons willen doen geloven. De romanschrijver heeft het in een bepaald opzicht gemakkelijker dan de psychiater, die door interviewers wordt lastig gevallen met de vragen over hoe dé mens in elkaar zit en vragen over dé oorzaken van gestoord gedrag. De romancier kan schrijven over individuele mogelijke levens en kan daarin nog van alles open houden ook. Van de psychiater wordt een mate van precisie verwacht, die de romancier zou lamleggen. Over een enkele belangrijke vraag laat Giordano geen onduidelijkheid bestaan. Bijvoorbeeld over de vraag dat de ouders van de kinderen over wie het in zijn boek gaat, of ze nu verantwoordelijk zijn voor de beschadigingen die hun kinderen in hun vroege jeugd hebben opgelopen of niet, een leven lang nagenoeg met lege handen staan. Daar is hij van overtuigd.