Gemiddeld een keer per maand vieren de kinderen en juffen van de peuterspeelzaal dat een peuter vier jaar oud is geworden. Hij mag trakteren en vertellen naar welke school hij voortaan gaat. Wanneer het kind vijf jaar oud is en daarmee leerplichtig is geworden, heeft hij in veel gevallen al een jaar op de basisschool achter de rug.
De stap van peuterspeelzaal naar basisschool - of naar school in het algemeen - is niet voor alle kinderen vanzelfsprekend. Een paar honderd kinderen in Nederland gaan niet naar school. Hun ouders beroepen zich op vrijstelling van de leerplicht om hun kinderen thuisonderwijs te geven. Dat betekent dat deze kinderen niet naar school gaan, maar thuis leren. Ouders verzorgen deze vorm van onderwijs meestal zelf. Ook kunnen ze hiervoor vakexpertise inhuren.
Ieder gezin vult thuisonderwijs op zijn eigen manier in. Globaal zijn er vier vormen. In de eerste plaats kiezen sommige ouders voor child-led learning of unschooling, waarbij het kind zelf bepaalt wat het wil leren, in zijn eigen tempo. De ouders begeleiden het kind hierbij. In Nederland werken de scholen van Iederwijs en Aventurijn volgens dit principe, in Amerika is vooral Sudbury Valley bekend. In de tweede plaats wordt gekozen voor unit studies of -projecten, waarbij het kind gedurende een aantal weken een bepaald onderwerp bestudeerd. Deze projecten kunnen worden gebruikt als aanvulling op de andere lesstof. In de derde plaats zijn er gezinnen die de formele vorm van thuisonderwijs volgen en gebruik maken van een erkende schoolmethode die zij het beste vinden passen bij hun kind. Ten slotte is er een eclectische aanpak, waarbij ouders verschillende methoden combineren. Zo is het mogelijk dat zij voor het rekenonderwijs een rigide schoolmethode volgen, maar bij biologie kiezen voor projecten waar de interesse van hun kinderen naar uitgaat.
Schoolplicht
Volgens de Nederlandse wetgeving moet een kind vanaf het moment dat hij vijf jaar oud is ingeschreven staan bij een door de overheid erkende school en moet het kind deze school geregeld bezoeken. De Nederlandse leerplicht is dus feitelijk een plicht om naar school te gaan. Maar er zijn enkele uitzonderingen. In artikel 5 van de leerplichtwet worden drie gronden genoemd waarop vrijstelling van inschrijving verkregen kan worden. Die vrijstelling kun je krijgen als een kind op lichamelijke of psychische gronden niet in staat is naar school te gaan, als een kind in het buitenland naar school gaat of als de ouders bezwaren hebben tegen 'de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen scholen respectievelijk instellingen.'
Voor ouders die hun kinderen thuisonderwijs willen geven, is het richtingbezwaar formeel vaak de enige reden waarop zij vrijstelling kunnen krijgen. Een richtingbezwaar houdt in dat de ouders geen enkele school op redelijke afstand van hun woonplaats kunnen vinden die aansluit bij hun levens- of geloofsovertuiging. Het gaat hier bijvoorbeeld om leden van de Pinkstergemeente, maar ook om baptisten, paganisten, christenen die niet aan een kerkgenootschap zijn verbonden, Zevendedagsadventisten, sommige humanisten en holisten.
Uiteraard zijn er veel meer motieven om je kind thuis te houden en het onderwijs voor het kind zelf op je te nemen. Deze redenen hebben veelal te maken met de manier waarop het onderwijs in Nederland is ingericht en worden dan ook 'inrichtingbezwaren' genoemd. Inrichtingsbezwaren worden in Nederland meestal niet gehonoreerd. Zowel vanuit pedagogisch-didactische redenen als vanuit sociaal-emotionele redenen zijn er echter voldoende argumenten waarom ook inrichtingsbezwaren een goede grond voor thuisonderwijs kunnen zijn.
Motieven
De redenen om kinderen - anders dan vanwege richtingbezwaren - niet naar school te laten gaan zijn verschillend van aard. Ouders kunnen er bijvoorbeeld uit pedagogisch-didactische redenen voor kiezen hun kinderen niet naar een school te sturen. Een reden kan zijn dat ze de klassen te groot vinden en bang zijn dat er te weinig individuele aandacht voor hun kind is. Ouders kunnen ook bezwaren hebben tegen de hoeveelheid toetsen waarmee het kind te maken krijgt of vinden dat er in het onderwijs te veel de nadruk ligt op het verwerven van kennis, terwijl zij het bijvoorbeeld belangrijk vinden dat de eigenheid van het kind en zijn creatieve talenten uit de verf moeten kunnen komen.
Daarnaast zijn er redenen van sociaal-emotionele aard. Sommige ouders laten hun kind niet naar school gaan omdat het op school wordt gepest, of omdat het hoog- of juist laagbegaafd is en daardoor geen aansluiting vindt bij klasgenoten. Ook kan het voorkomen dat sprake is van een zogenoemd nieuwetijdskind, waarbij het systeem van het basisonderwijs niet past. Overigens zijn niet alle motieven om een kind niet naar school te laten gaan ingegeven door negatieve redenen. Er zijn ook ouders die het leuk vinden om hun kind(eren) zelf onderwijs te geven.
Eén-op-één-onderwijs
Thuisonderwijs hoeft vanuit pedagogisch-didactisch oogpunt geen bezwaar te zijn. Bij thuisonderwijs kunnen ouders kiezen voor een methode van kennisoverdracht en vaardighedenonderwijs die bij hun kind en bij henzelf past. Hoewel er diverse onderwijssoorten zijn, variërend van klassikaal onderwijs tot Montessori en Iederwijs, is geen enkel systeem zo op maat gesneden als thuisonderwijs.
Ouders kunnen bijvoorbeeld kiezen voor een vorm van onderwijs, waarbij ze de interesses van het kind als springplank gebruiken en daar informatie bij zoeken (zie kader). Als een jongetje van negen opeens gefascineerd is door aardbevingen, zoeken de ouders daarover materiaal en zo leert het kind op een speelse manier dat wat hem interesseert. De stof die het kind wordt aangeboden biedt daarnaast voldoende aanknopingspunten om ook algemene onderwerpen als taal en rekenen aan bod te laten komen.
Ouders kunnen er ook voor kiezen een bepaald curriculum te volgen. Sommige ouders gebruiken speciale thuisonderwijsmethoden die in het buitenland zijn ontwikkeld en goed aansluiten bij de ontwikkeling van hun kind. In het reguliere onderwijs met grote klassen zijn minder mogelijkheden om de overdracht van kennis en vaardigheden te laten aansluiten bij wat het beste bij een kind past.
In de Verenigde Staten is onderzoek gedaan naar de cognitieve vaardigheden van kinderen die thuisonderwijs krijgen op het gebied van taal, rekenen, sociale wetenschap en natuurwetenschappen. Uit onderzoek van Rudner[1] blijkt dat Amerikaanse kinderen die thuisonderwijs volgen op alle gebieden beter scoren dan kinderen die naar school gaan. In sommige gevallen is zelfs sprake van een voorsprong van jaren, een voorsprong die groter wordt naarmate kinderen langer thuisonderwijs ontvangen. Uit het onderzoek bleken geen aanwijzingen voor een leerachterstand bij kinderen die thuisonderwijs krijgen. Volgens Rudner kan niet geconcludeerd worden dat thuisonderwijs beter voor kinderen is dan naar school gaan. Wel is aangetoond dat thuisonderwijzende ouders er in slagen een effectieve en kansrijke leeromgeving voor hun kinderen te creëren.
De positieve resultaten van de kinderen die thuisonderwijs krijgen worden onder meer verklaard door het één-op-één-onderwijs dat de kinderen krijgen. Diverse onderzoekers bevestigen het positieve effect van een dergelijke persoonlijke begeleiding voor de onderwijskwaliteit. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat ouders van nature uitstekende coaches zijn, die flexibel kunnen reageren op de wensen en behoeften van hun kind.[2] Een ouder kan dus een uitstekende thuisonderwijzer zijn.
Isolement?
Van thuisonderwijs wordt vaak aangenomen dat het niet bevorderlijk zou zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. De kinderen zouden alleen contacten leggen in hun eigen (beperkte) kringetje van kinderen die thuisonderwijs krijgen en niet voldoende in aanraking komen met andere groepen en lagen van de maatschappij. Maar ook op dit vlak blijkt dat kinderen die thuisonderwijs krijgen zich goed ontwikkelen.
Er zijn ouders die vinden dat hun kinderen moeten kunnen leren in een omgeving waarin ze zich veilig voelen, zichzelf durven zijn en weten dat ze worden geaccepteerd. Uit onderzoek blijkt dat het zelfvertrouwen van zowel schoolgaande als thuisonderwezen kinderen vanaf hun vijfde tot elfde jaar min of meer stabiel blijft. De motivatie en het welbevinden van schoolgaande kinderen nemen echter wel af. Ook blijkt uit experimenten van de Amerikaanse onderzoeker Shyers die spelende kinderen observeerde dat schoolkinderen veel vaker storend gedrag vertonen dan kinderen die thuisonderwijs krijgen.[3] Een mogelijke oorzaak is volgens Shyers dat de sociale ontwikkeling van kinderen wordt gestuurd door het kijken en nadoen van anderen. Schoolkinderen zouden agressief en competitiegericht gedrag zien bij hun klasgenoten. Kinderen die thuisonderwijs krijgen hebben daar minder last van en richten zich op de voorbeelden die ze in hun directe omgeving zien, bij ouders, broers en zussen en vrienden en vriendinnen. Ook zonder school ontwikkelen kinderen zich dus voorspoedig op sociaal-emotioneel terrein (en volgens Blok '(
)voorspoediger misschien zelfs wel dan wanneer ze naar school gaan.' [4]).
Het feit dat een kind thuisonderwijs krijgt, wil echter niet zeggen dat het volledig aan de samenleving wordt onttrokken. Kinderen die thuisonderwijs krijgen nemen net als hun schoolgaande leeftijdsgenoten deel aan het sociale leven, doordat zij bijvoorbeeld deelnemen aan sport, muzieklessen, balletlessen, scouting enzovoorts. Het onderzoek dat Bashem in 2001 in de Verenigde Staten publiceerde ondersteunt dit idee. Volgens hem neemt bijna ieder Amerikaans kind dat thuisonderwijs volgt deel aan minstens twee van dit soort activiteiten.[5]
Daarnaast komen veel gezinnen waar thuisonderwijs wordt gegeven regelmatig bij elkaar, om met elkaar te spelen of om bijvoorbeeld gezamenlijk een museum te bezoeken. Uit onderzoek blijkt dan ook dat kinderen die thuisonderwijs krijgen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling minstens even goed scoren als hun leeftijdsgenoten op school.[6]
Conclusie
Ondanks de voordelen die thuisonderwijs kan hebben, is het niet waarschijnlijk dat ouders massaal overschakelen op deze vorm van onderwijs. Niet iedere ouder zal de behoefte hebben op deze manier met zijn kind(eren) bezig te zijn. In thuisonderwijs gaat veel tijd van (een van) de ouders zitten. Hoewel er gevallen bekend zijn waarin ouders werk en onderwijs evenredig hebben verdeeld, komt het er in de praktijk vaak op neer dat één ouder voor het inkomen zorgt, terwijl de andere het thuisonderwijs voor zijn rekening neemt.
Naast de formele redenen om vrijstelling te krijgen, zijn er andere valide motieven waarom ouders de voorkeur geven aan thuisonderwijs. Uit het eerder aangehaalde onderzoek blijkt dat een kind dat thuisonderwijs krijgt in intellectueel opzicht minstens net zo goed af is als een kind dat naar school gaat - en soms zelfs beter. Ook in sociaal opzicht blijft een kind dat thuisonderwijs krijgt niet achter. Veel pleit er dan ook voor thuisonderwijs te zien als een goed alternatief voor schoolonderwijs.
Noten
1. Aangehaald in: Blok, H. (2004). Performance in home schooling. An argument against compulsory schooling in the Netherlands. International Review of Education. 50/1. pp. 39-55. Zie ook Blok, H. (2002). De effectiviteit van thuisonderwijs: een overzicht van onderzoeksresultaten. Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid. 14/4. pp. 151-63.
2. Boogaard, A. e.a. (2003). Ander onderwijs, minder leraren. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
3. Shyers, L. (1992) A comparison of social adjustment between home and traditionally schooled students. Home School Researcher. 8/3. pp. 1-8.
4. Blok, H. (2004). Is school echt zo belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind? JSW. 89/1. pp. 29-32.
5. Zie noot 1.
6. Blok, H. (2002).
Drs. Joke Reijnders is freelance journalist en redacteur en werkt voor diverse tijdschriften. De auteur bedankt Peter van Zuidam en Marcel Breet voor hun bijdragen aan dit artikel.